Herhaling werkwoordspelling en meervouden les 1

Herhaling werkwoordspelling en meervouden les 1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling werkwoordspelling en meervouden les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je frist je kennis op van werkwoordspelling.
- Je frist je kennis op van de spelling van meervouden

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen in je leesboek (15 min)
- Theorie (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Nabespreken (10 min)

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling
Vandaag: PVTT en PVVT

Slide 4 - Tekstslide

Pvtt:

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tt
-en van het werkwoord afhakken en soms aanpassen i.v.m. uitspraak

Ik en ..............jij/je =                    ik-vorm (aangepaste stam)
jij, hij, zij en het =                        ik-vorm+t
wij, jullie, zij (mv) =                     hele werkwoord

Weet je het niet meer, SPIEK DAN BIJ SPIEKEN

Slide 6 - Tekstslide

Even checken
........... (bakken) je moeder elke dag verse broodjes
ik .......... (bereiden) een eenvoudige maaltijd 
.................... (durven) je wel?
........................ (geloven) jullie die rare man?
Mijn moeder ................... (schrobben)

Slide 7 - Tekstslide

PVVT=verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden = klankveranderende werkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 11 - Tekstslide

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Enkelvoud: ik-vorm+ de of te: smeerde, antwoordde, maakte, verlichtte 

Meervoud: ik-vorm+ den of ten: smeerden, antwoordden, maakten, verlichtten

Slide 12 - Tekstslide

Hoe weet je of het -de(n) of -te(n) is?
1. Staat er al een t of d aan het einde van de stam, dan verdubbelt deze
2. Je hoort het (verlengproef)
3. ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p

Slide 13 - Tekstslide

Even checken
Ik ....................... (smeren)
Hij ........................ (antwoorden)
Wij ......................... (maken)
Zij ............................ (plagen)

Slide 14 - Tekstslide

Spelling van meervouden

Slide 15 - Tekstslide

meervouden op -en
Plaats -en erachter, let op de uitspraak: 
                                                                                   Taart - taarten
Soms moet je ook:
- de laatste letter verdubbelen:                   Vlag - vlaggen
- een a, e, of of u weglaten:                            Jaar - jaren
- een -s veranderen in een -z:                       Muis - muizen
- een -f veranderen in een -v:                        Boef - boeven

Slide 16 - Tekstslide

Soms moet je een trema toevoegen vanwege de uitspraak
Woorden die eindigen op -ie of -ee, krijgen -ën of alleen een trema op de laatste e en een -n
Dit ligt aan de klemtoon
- Woorden die eindigen op een beklemtoonde ee of ie, krijgen ën
Zee - zeeën en knie - knieën
- Woorden die eindigen op een onbeklemtoonde ee of ie, krijgen alleen een trema op de laatste e en -n:
olie - oliën

Slide 17 - Tekstslide

fantasie
industrie
porie

Slide 18 - Tekstslide

fantasieën
industrieën
poriën

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maak het oefenmateriaal

Slide 20 - Tekstslide