In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
5.1 Handel en de opkomst van steden
Slide 1 - Tekstslide
5.1 Handel en de opkomst van steden.......lees par 5.1 in stilte !!
Slide 2 - Tekstslide
Nieuwe landbouwtechnieken zoals het halsjuk zie je hier afgebeeld
Slide 3 - Tekstslide
Van landbouw naar handel
Nieuwe landbouwtechnieken (Halsjuk, ontginning van land, ijzeren ploeg)
Overschotten
Overschotten verkopen op markten.
Dorpen werden steden.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Steden krijgen rechten en inkomsten
Stadsrechten: Recht voor burgers om stad te besturen, recht te spreken, eigen munt en stadsmuur.
Van ruilhandel naar geldeconomie.
Handelskapitaal: Geld waarmee ze investeerden in handelswaar.
Voor veiligheid ontstond de wissel.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de Hanze en hoe ontstond deze?
Eerst een aantal voorbeelden
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Een kaart van de .....
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Door oa de toenemende handel en het ontstaan van steden ontstond ......De pest
1347: De pest slaat toe door de toenemende handel
- 1/3 van de van de bevolking in Europa overlijdt.
Slide 12 - Tekstslide
Video
De Zwarte Dood
De oorzaken van de pest zijn pas in de 19e eeuw bekend geworden
Voor de mensen in de Middeleeuwen was de ziekte een straf van God
De mensen dachten dat God hen ging straffen, omdat ze niet goed en zondig hadden geleefd.
Bekijk de pestmeester hiernaast: wat was zijn taak?
Flagellanten sloegen zichzelf om zo aan God te laten zien dat zij spijt hadden van hun zonden. De naam Flagellant komt van het Latijnse woord voor zweep: flagellum. Aan het eind van de leren riempjes zitten spijkers.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Lees par 5.1 en 5.2......
timer
5:00
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Aan het werk
Bekijk de ontdekkingsplaat
Leer en maak par 5.1
Maak een samenvatting van par 5.1
timer
10:00
Slide 17 - Tekstslide
Waardoor groeide de handel en kwamen er nieuwe steden?
Slide 18 - Open vraag
Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
Betere landbouwgrond: bossen kappen, moerassen en veengebied droogleggen
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten andere gewassen
Slide 19 - Quizvraag
Waar ontstonden de eerste markten?
A
In het centrum van de stad
B
In de buurt van een oude Romeinse stad
C
Op kruispunten van wegen en/of rivieren of in de buurt van een kasteel
D
Bij de Hanze
Slide 20 - Quizvraag
Wat zijn stadsrechten?
A
Steden mochten zelf rechtspreken, daarom dat het stadsrechten heten.
B
Steden mogen zichzelf gaan besturen, rechtspreken, een eigen munt slaan en een kasteel bouwen.
C
Steden mochten zichzelf besturen, maar moesten elk jaar nog wel de heer betalen hiervoor.
D
Steden mochten zichzelf gaan besturen, rechtspreken, een eigen munt slaan en stadsmuren bouwen.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een voordeel van bij de Hanze aangesloten te zijn?
A
De bij B-C-D genoemde voordelen
B
Geen of minder tol te betalen
C
Veiliger
D
Afspraken maken met leveranciers over speciale prijzen.
Slide 22 - Quizvraag
Waarom werd de Hanze opgericht?Wat is onjuist?
A
Om handelsvoordelen te krijgen.
B
Om veilig te kunnen handelen.
C
Om steden machtiger te maken.
D
Om betere schepen te bouwen.
Slide 23 - Quizvraag
In welke gebieden dreef de Hanze veel handel?
A
Waddenzee en Middellandse zee
B
Middellandse zee
C
Oos-zee en Waddenzee gebied
D
Oost-zee en Noord-zee gebied
Slide 24 - Quizvraag
Welke zin is NIET WAAR over de Hanze?
A
De Hanze was een samenwerking tussen steden.
B
De Hanze leverde de kooplieden veel voordelen op, zoals afspraken over goedkopere prijzen.
C
Bij de Hanze waren veel gildes aangesloten die hun producten zo beter konden verkopen.
D
De IJssel was een rivier waaraan veel Hanze steden lagen.
Slide 25 - Quizvraag
Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Koning
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer
Slide 26 - Quizvraag
Stadsrechten: het recht van een stad op eigen winkels.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Stadsrechten: het recht om zelf voedsel te verbouwen.