5h se1

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Bij welke productie maakt de producent maximale winst?

1. 110 000
2. 180 000
3. 50 000
4. 220 000

Welke prijs per product vraag de monopolist als hij streeft naar maximale winst?

1. 120 000
2. 60 000
3. 150 000

Bij welke productie maakt de producent maximale omzet?

1. 110 000
2. 180 000
3. 150 000
4. 220 000

Bij welke productie wordt de hoogst mogelijk break-even omzet behaald

1. 180 000
2. 400 000
3. 110 000
4. 150 000

De variabele kosten zijn hier

1. Proportioneel
2. progressief
3. Degressief
4. zowel progressief en later degressief

De omzet is maximaal bij een prijs van

1. 1.400
2. 0
3. 1.200
4. 600

Arceer het consumenten- en het producentensurplus als de producent streeft naar maximale winst

De marktvorm is

1. Volkomen concurrentie
2. monopolie
3. oligopolie
4. monopolistische concurrentie

Bij een prijsstijging van 2,3% stijgt de omzet met 1%. Dit product is...

1. Prijselastisch
2. prijsinelastisch

Bij een prijsdaling van 2,5% neemt de gevraagde hoeveelheid toe van 2.200 naar 2.300. De prijselasticiteit is...

1. -1,8
2. -1,2
3. -0,8
4. +1,2

Dit is een

1. Constante waarde spel
2. Simultaan spel
3. Nash evenwicht
4. Sequentieel spel

De uitkomst voor speler 2 in het nash evenwicht is...

1. 80
2. 0
3. 150
4. 50

Dit spel moet opgelost worden met de manier

1. streepjes methode
2. beste reactie analyse
3. achterwaartse inductie
4. speltheorie

Voorwaarden voor prijsdiscriminatie zijn (meerdere zijn goed)

1. Er moet een prijselastische vraag zijn
2. De producten moeten niet onderling verhandelbaar zijn
3. De marktvorm moet monopolie zijn
4. je moet groepen klanten met een verschillende betalingsbereidheid kunnen onderscheiden

de accijns is

1. € 15
2. iets minder dan € 15
3. ongeveer € 25
4. € 40

De evenwichtsprijs stijgt met

1. € 15
2. iets minder dan € 15
3. ongeveer € 25
4. € 40

De oppervlakte die de
accijnsopbrengst weergeeft is...

1. C
2. P
3. O
4. W

Het welvaartsverlies is oppervlakte

1. C
2. P
3. O
4. WV

Een minimumloon zorgt voor een

1. verandering van de aanbodlijn
2. aanbodoverschot
3. surplustoename
4. Vraagoverschot

vraag op de arbeidsmarkt komt van

1. de beroepsbevolking
2. de werkgelegenheid
3. vacatures
4. de bedrijven

aanbod op de arbeidsmarkt komt van...

1. werkzoekenden
2. werkenden en werkzoekenden, zonder zzp-ers
3. werkenden, werkzoekenden en ook de zzp-ers

De uitkomst bij het Nash evenwicht is....

1. -10, -5
2. 55, 0
3. 50,30
4. 100,0

Massif heeft een dominante strategie

1. Juist
2. onjuist
3. Ligt aan het nash evenwicht

Er is bij het spel (COMPAX) .... sprake van een gevangenendilemma

1. Wel
2. geen
3. Kan, niet in alle oplossingen is dat zo
4. 100,0

Een CAO geldt voor

1. Alle inwoners van Nederland (die werken in loondienst)
2. alle werknemers en zelfstandigen
3. alle werknemers in een bepaalde sector, zodra hij algemeen verbindend is verklaard
4. Alle werknemers in een bedrijfstak als er geen sprake is van meeliftgedrag

Je ziet hier...

1. Een minimumprijs van € 35
2. Een maximumprijs van € 35
3. Een minimumprijs van 30
4. Een minimumhoeveelheid van 62,5

De oppervlakte + is

1. De toename van de omzet
2. toename van het consumentensurplus als de overheid het overschot opkoopt
3. De totale overheidsuitgaven
4. het welvaartsverlies