H3 Toets Krachten

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Toets H3 Krachten

Voor elke (deel)vraag staat hoeveel punten er met een goed antwoord kunnen worden behaald.

• Geef niet méér antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd, geef er dan twee en niet méér.

• Vermeld altijd de berekening, als een berekening gevraagd wordt. Een goede uitkomst zonder berekening levert geen punten op.

• Vermeld bij een berekening altijd welke grootheid berekend wordt.

• Geef de uitkomst van een berekening altijd met de juiste eenheid.

Op een voorwerp wordt een kracht uitgeoefend. Je kunt die kracht niet zien, maar je kunt wel zien welk effect die kracht op het voorwerp heeft.
Op welke drie manieren kun je zien dat er een kracht op een voorwerp wordt uitgeoefend?

De fabrikant van de krachtmeters in afbeelding 1 heeft alleen het meetbereik vermeld.
Noteer de kracht die de drie krachtmeters aangeven.

Twee krachten op een voorwerp zijn in evenwicht.
Welke bewering over deze situatie is waar?

1. De krachten hebben hetzelfde aangrijpingspunt.
2. De krachten liggen in elkaars verlengde.
3. De krachten werken in dezelfde richting.
4. De krachten zijn niet even groot.

De waterpolobal in afbeelding 2 wil omhoog bewegen door de opwaartse kracht die erop werkt. De waterpoloster houdt de bal op zijn plaats.

a) Welke twee andere krachten werken op de bal?
b) Geef de symbolen voor deze twee krachten.
c) Leg uit welke van de drie krachten het grootst is.

Jennifer verplaatst een kist (afbeelding 3). Ze trekt met een kracht van 150 N aan de kist. De nettokracht is tijdens de verplaatsing 37,5 N.

Hoe groot is de tegenwerkende kracht? Vergeet de formule niet!

Jennifer verplaatst een kist (afbeelding 3). Ze trekt met een kracht van 150 N aan de kist. De nettokracht is tijdens de verplaatsing 37,5 N. De kracht waarmee Jennifer trekt, is aangegeven met een krachtenpijl.

Welke krachtenschaal is in de tekening gebruikt?

Maak opdracht 6 (a en b) op het werkblad. Instructie staat boven de tabel. 

Met een metaalschaar kun je dunne platen metaal doorknippen.
In afbeelding 4 zie je een tekening van een metaalschaar.
Welk soort hefboom vormt de metaalschaar?

1. Een enkele hefboom
2. Een dubbele hefboom

Met een metaalschaar kun je dunne platen metaal doorknippen.
In afbeelding 4 zie je een tekening van een metaalschaar.
Welk soort hefboom vormt de metaalschaar?

1. Een enkele hefboom
2. Een dubbele hefboom

b Geef op het werkblad met een rode stip het draaipunt aan.

c Steven houdt de schaar meer naar rechts vast als hij de metalen plaat doorknipt. Over de gevolgen hiervan voor een aantal grootheden staat op het werkblad een tabel.
Zet in de tabel in elke rij één kruisje in de juiste kolom.

Een boek ligt op een tafel. Op het boek werkt de zwaartekracht. Welke andere kracht werkt op het boek?

1. Normaalkracht
2. Spierkracht
3. Spankracht
4. Veerkracht

De massa van het boek is 600 g.
Hoe groot is de zwaartekracht op het boek?

1. 0,006 N
2. 6,00 N
3. 60,0 N
4. 600 N

Teken op het werkblad beide krachten die op het boek (vraag 8) werken. Kies zelf een geschikte krachtenschaal.

Op een voorwerp werkt een kracht van 500 N en een kracht van 300 N.
De krachten werken in tegengestelde richting.
Hoe groot is de nettokracht?

1. 200 N
2. 300 N
3. 500 N
4. 800 N

Henk wil met behulp van een hefboom een kast van 250 kg een eindje optillen om kunststof doppen onder de poten aan te brengen. De lastarm heeft een lengte van 20 cm. Henk wil de kast optillen met een kracht van 500 N.

a) Hoeveel keer langer moet de werkarm zijn dan de lastarm?
b) Wat wordt de lengte van de werkarm dan?

Welk kenmerk van een voorwerp kan door een kracht veranderen?

1. Massa
2. Kleur
3. Temperatuur
4. Volume

Je kunt een kracht op een voorwerp tekenen als een pijl.
Wat geeft de richting van de pijl aan?

1. In welke richting de kracht werkt.
2. In welke richting het voorwerp beweegt.
3. Uit welke richting de kracht komt.
4. Waar de kracht wordt uitgeoefend.

Coert tekent een pijl met een lengte van 2,5 cm. Bij de pijl schrijft hij: ‘500 N’.
Welke krachtenschaal heeft Coert gebruikt?

1. 1 cm ≙ 20 N
2. 1 cm ≙ 125 N
3. 1 cm ≙ 200 N
4. 1 cm ≙ 1250 N