WI.2m.thema9.les3

Thema 9 : vergelijkingen
9.3 met de balans
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 9 : vergelijkingen
9.3 met de balans

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les:

  • weet je wat de balans methode is
  • kan je de balansmethode en de bordjesmethode gebruiken om een vergelijking op te lossen

Let op: bekijk de videos. Tijdens de videos krijg je ook vragen!

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt nu vergelijkingen oplossen met 1 letter. Dus bijvoorbeeld: 3f + 5 = 12.

Maar wat doe je als je 2 letters in de vergelijking hetb staan? Dus bijvoorbeeld: 3f + 5 = 12 + 5f.

Dat ga je vandaag leren!

Slide 3 - Tekstslide

3

Slide 4 - Video

00:49
Wat gebeurt er als je aan 1 kant van de balans 1 kg weghaalt?

Slide 5 - Open vraag

02:09
Hoe zwaar is 1 zak?
A
0,5 kg
B
1 kg
C
2 kg
D
Dat kan je niet weten

Slide 6 - Quizvraag

03:18
Hoe zwaar is 1 zak?
A
2 kg
B
3 kg
C
6 kg
D
Dat kan je niet weten

Slide 7 - Quizvraag

19. (in je schrift)
Daan heeft een aantal zakjes met in elk zakje evenveel knikkers (a). Om erachter te komen hoeveel knikkers er in een zakje zitten, legt hij de zakjes samen met losse knikkers op de balans. De balans is nu in evenwicht.

a. Daan haalt van elke kant van de balans 4 zakjes af. Wat houdt hij over aan de linkerkant van de balans? En wat houdt hij
over aan de rechterkant van de balans?
b. Hoeveel knikkers zitten er dus in twee zakjes?
(Tip: haal aan allebei de kanten nog 3 knikkers
van de balans af)
c. Hoeveel knikkers heeft Daan in 1 zakje?


Slide 8 - Tekstslide

19. (Nakijken in je schrift, met andere kleur pen)
Daan heeft een aantal zakjes met in elk zakje evenveel knikkers (a). Om erachter te komen hoeveel knikkers er in een zakje zitten, legt hij de zakjes samen met losse knikkers op de balans. De balans is nu in evenwicht.

a. Daan haalt van elke kant van de balans 4 zakjes af. Wat houdt hij over?
Daan houdt links 11 knikkers over en
rechts 2 zakjes en 3 knikkers
b. Hoeveel knikkers zitten er dus in twee zakjes?
In 2 zakjes zitten 8 knikkers. (Je kan aan allebei
de kanten nog 3 knikkers afhalen)
c. Hoeveel knikkers heeft Daan in 1 zakje?
In 1 zakje zit dan 8:2=4 knikkers


Slide 9 - Tekstslide

21. (in je schrift)

Op de balans liggen zakjes met knikkers en losse knikkers. De balans is in evenwicht. (De linkerkant en de rechterkant zijn dus even zwaar.)

a. Leg uit dat de vergelijking 5a + 4 = 2a + 10 hierbij hoort.

b. Aan beide kanten van de balans worden nu twee zakjes met a knikkers weggehaald.

Teken een balans met wat er overblijft.

c. Waarom blijft de balans in evenwicht?

d. Welke vergelijking past bij de balans die je bij opdracht b hebt getekend?

e. Los deze vergelijking op. (bordjes methode)

g. Vul het getal dat je voor a vond in de vergelijking 5a + 4 = 2a + 10 in. Klopt je oplossing?
Wil je hulp bij deze vraag?
Stuur mij een berichtje via teams

Slide 10 - Tekstslide

21. (Nakijken in je schrift, met andere kleur pen)

Op de balans liggen zakjes met knikkers en losse knikkers. De balans is in evenwicht. (De linkerkant en de rechterkant zijn dus even zwaar.)
a. Leg uit dat de vergelijking 5a + 4 = 2a + 10 hierbij hoort.
5 zakjes en 4 knikkers zijn evenzwaar als 2 zakjes en 10 knikkers.
b. Aan beide kanten van de balans worden nu twee zakjes met a knikkers weggehaald.
Teken een balans met wat er overblijft.
Eigen tekening
c. Waarom blijft de balans in evenwicht?
Omdat je aan elke kant het zelfde gewicht weghaalt. Dus blijven de linkerkant
en rechterkant even zwaar.
d. Welke vergelijking past bij de balans die je bij opdracht b hebt getekend?
3a + 4 = 10
e. Los deze vergelijking op. (bordjes methode)
g. Vul het getal dat je voor a vond in de vergelijking 5a + 4 = 2a + 10 in.
Klopt je oplossing?
e & g op de volgende slide

Slide 11 - Tekstslide

21. (vervolg nakijken)
d. Welke vergelijking past bij de balans die je bij opdracht b hebt getekend?
3a + 4 = 10
e. Los deze vergelijking op.






g. Vul het getal dat je voor a vond in de vergelijking 5a + 4 = 2a + 10 in. Klopt je
oplossing?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

22. (Nakijken in je schrift, met andere kleur pen)



Slide 14 - Tekstslide

23. (in je schrift)
In de vergelijking 6x + 3 = 4x + 7 staan 2 letters. Voordat je deze vergelijking kan oplossen met de bordjesmethode moet je eerst 1 x wegwerken.

Neem de vergelijking over in je schrift. Op de volgende slide ga ik stap voor stap de vergelijking juist oplossen. Schrijf mijn stappen mee, zodat je aan het eind exact hetzelfde in je schrift hebt staan.

Slide 15 - Tekstslide

2

Slide 16 - Video

00:40
6x + 3 = 4x + 7
Wat blijft er over als je aan allebei de kanten -4x doet?

Slide 17 - Open vraag

00:49
Kan jij de vergelijking nu verder oplossen in je schrift?

Slide 18 - Tekstslide

Ga naar wikiwijs 9.3

Slide 19 - Tekstslide

Tip: op de volgende slide wordt 24a uitgelegd. Bekijk die uitleg en probeer daarna b t/m d te maken.
Maak 24 in je schrift.
aanpak + voorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Maak 24 in je schrift.
aanpak + voorbeeld

Slide 22 - Tekstslide

Maak 25 in je schrift. Van 25a lever je zo een foto in.
aanpak + voorbeeld

Slide 23 - Tekstslide

Maak een foto van opdracht 25a

Slide 24 - Open vraag


Hoe ging het vandaag met de opdrachten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 26 - Poll

Klaar!
Super goed gewerkt. Je hebt de rest van het lesuur vrij.
Neem lekker pauze. Je hoeft jezelf niet af te melden.

Slide 27 - Tekstslide