Les 1

2BK
Lektion 1 - Woche 13
Dienstag, den 24. März 2020
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare school

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2BK
Lektion 1 - Woche 13
Dienstag, den 24. März 2020

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm (=het programma)
1. Der Rückblick (=de terugblik)
2. die Lernziele (=de lesdoelen)
3. Grammatik:

    - Basis: 11/12/13/14/15 (Seite 18 - 19)
    - Kader: die Aufgaben 10/11/12/13 (Seite 18 - 19)

4. Praxisaufgabe: Freizeitspark (=jouw pretpark)
5. der Abschluss (=de afsluiting)

Slide 2 - Tekstslide

der Rückblick (=de terugblik)
- Letzte Woche habt ihr:

1. Die Hausaufgaben der 12. Woche erledigt
2. Angefangen mit eurem Freizeitspark

- Habt ihr noch Fragen?


Slide 3 - Tekstslide

Heb je nog vragen over het huiswerk van week 12? Stel ze hier!

Slide 4 - Open vraag

die Lernziele (=de lesdoelen)
  • Aan het einde van de les kan je de werkwoorden ‘haben’ en ‘sein’ in de tegenwoordige tijd gebruiken (basis)

  • Aan het einde van de les kan je de werkwoorden met stam op -d of -t in de tegenwoordige tijd gebruiken  (kader)

  • Aan het einde van de les kan je regelmatige werkwoorden op een juiste manier in de t.t. gebruiken (basis)

  • Aan het einde van de les kan je het bezittelijk voornaamwoord gebruiken (kader)


Slide 5 - Tekstslide

Grammatik: uitleg voor basis
1. De werkwoorden 'haben' en 'sein' in de tegenwoordige tijd (herhaling)

--> Haben = hebben 
--> Sein = zijn

2. Het zijn onregelmatige werkwoorden

--> ze hebben geen vaste vorm
--> je moet de werkwoorden dus gewoon uit je hoofd leren
Ich habe
Du hast
er/sie/es hat
wir haben
sie/Sie haben
Ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind


Slide 6 - Tekstslide

Grammatik: uitleg voor basis
  • Het vervoegen van regelmatige werkwoorden (herhaling)

    --> Wanneer jij een werkwoord op een correcte manier in de t.t. wil gebruiken moet je wel de regels kennen van de werkwoordspelling in het Duits.
    --> Achter de stam komen bepaalde uigangen te staan afhankelijk van de persoon

De uitgangen

ich = stam + e                                                    Wir = stam + en
du = stam + st                                                    ihr= stam + t
er/sie/es = stam + t                                          sie/Sie = stam + en

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik: uitleg voor kader
- Werkwoorden die eindigen op een -d of een -t in de stam krijgen andere uitgangen dan de uitgangen dan werkwoorden die niet eindigen op een -d of een -t (=estenten) 
 
- Deze werkwoorden (werkwoorden die eindigen op een -d of een -t in de stam) krijgen bij de du/er/sie/es/ihr-vorm een andere uitgang 
 
- De uitgangen bij deze werwkoorden zijn als volgt 
 
1. Ich = stam + e                                       4. wir = stam + en 
2.Du = stam + est                                    5. ihr = stam + et 
3. er/sie/es = stam + et                         6. sie/Sie = stam + en

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik: uitleg voor kader
- Voor deze werkwoorden is er ook een andere regel om het voltooid deelwoord te maken 
 
Normaal was het : ge + stam + t (zwakke werkwoorden) 
 
- De nieuwe regel is: ge + stam + et  
 
- Bijvoorbeeld: reden --> geredet

Slide 9 - Tekstslide

Heb jij een vraag over de grammatica? Stel ze hier!

Slide 10 - Open vraag

Grammatik: Aufgaben
Wat?: je maakt de opdrachten bij de nieuwe grammatica (zie daltontaak/slide 'programma' 
Hoe?: zelfstandig 
Hulp?: de docent, je klasgenoot , je boek 
Tijd?: 15 minuten 
Uitkomst?: de antwoorden kijk je zelfstandig na 
Klaar?: neem dan alvast de nieuwe Praxisaufgabe voor je. 

Slide 11 - Tekstslide

Praxis: dein Freizeitspark
Wat?: je gaat een folder van een Duits pretpark maken 
Hoe?: zelfstandig en digitaal 
Hulp?: de docent 
Tijd?: er staan een inleverdatum in het document 
Uitkomst?:  je levert de folder digitaal over een paar weken via Magister in 
Klaar?: - 

Slide 12 - Tekstslide

der Abschluss (=de afsluiting)
die Lernziele --> -->




Am Freitag habt ihr:

- die Grammatikaufgaben erledigt
Aan het einde van de les kan je de werkwoorden ‘haben’ en ‘sein’ in de tegenwoordige tijd gebruiken (basis) 
 
Aan het einde van de les kan je de werkwoorden met stam op -d of -t in de tegenwoordige tijd gebruiken  (kader) 
 
Aan het einde van de les kan je regelmatige werkwoorden op een juiste manier in de t.t. gebruiken (basis) 
 
Aan het einde van de les kan je het bezittelijk voornaamwoord gebruiken (kader)

Slide 13 - Tekstslide