woorden voorvoegsels/achtervoegsels grieks/latijn 12-14

Griekse en Latijnse woorden, woorddelen en uitdrukkingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Griekse en Latijnse woorden, woorddelen en uitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Griekse en Latijnse woorden
Veel moeilijke lange woorden zijn een samenstelling van verschillende Griekse of Latijnse woorden. Als je bekend met veel Griekse en Latijnse woorden, kun je de
betekenis van sommige woorden met je kennis van die talen wel bedenken. 

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat paragraaf 2

Slide 3 - Tekstslide

Waarom bevat het Nederlands Griekse en Latijnse woorden?

https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/156080-woorden-die-we-leenden-uit-andere-talen.html

Slide 4 - Tekstslide

Wist je dat .. 
Het Latijn is lang de taal van wetenschappers en de kerk geweest. Het heeft veel woorden aan het Grieks ontleend. In het Nederlands gebruiken we sommige van die woorden nog steeds. Ook in andere westerse talen als het Frans en het Engels komen ze voor

Slide 5 - Tekstslide

Etymologie
Waar woorden vandaan komen. 

Bijvoorbeeld uit het Engels, Grieks, Latijn en Arabisch. 

Marketing, filosofie, alcohol.  






Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden voor- en achtervoegsels


Vergeetachtig
multimiljonair
Oneerlijkheid

Slide 7 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels
In het Nederlands worden ook voor- en achtervoegsels uit andere talen gebruikt, zoals het Grieks en het Latijn. 

Als je de betekenis van deze woorddelen kent, kun je de betekenis van onbekende woorden afleiden. 
Bijvoorbeeld: -loog (wetenschapper) 
technoloog = een wetenschapper in de techniek. 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht

Op de volgende dia vind je Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels. Turf in je schrift van hoeveel jij de betekenis weet. Noteer de betekenissen die jij kent. 


Slide 9 - Tekstslide

Voorvoegsels
  • a-
  • anti-
  • bi-
  • bio-
  • contra-
  • dis-, dys-
  • ego-
  • inter-
  • macro- 
  • mega- 

  • micro-
  • mono-
  • medio-
  • multi-
  • nano-
  • pre-
  • poly
Achtervoegsels
  • -loog
  • -visie

Slide 10 - Tekstslide

Voorvoegsels      
  • a-            > niet
  • anti-      > tegen
  • bi-          > twee
  • bio-        > van plantaardige of  dierlijke herkomst
  • contra-  > tegen
  • dis-, dys- > gebrekkig
  • ego-          > ik 
  • inter-        > tussen
  • macro-    > groot / lang

  • mega-      > groot
  • micro-       > klein, zacht
  • mono-        > alleen/eenzaam
  • medio-     > midden
  • multi-        > veel
  • nano-        > zeer klein
  • pre-            > voor
  • poly            > veel
Achtervoegsels
  • -loog         > wetenschapper
  • -visie        > zien

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel voor- en achtervoegsels had je goed?
0
1-5
6-10
11-15
16-20

Slide 12 - Poll

Woordenlijst: wat is de betekenis van het woord 'constant'?
A
onveranderlijk
B
totaal
C
blijkbaar
D
verschillend

Slide 13 - Quizvraag

Woordenlijst: wat is de betekenis van het woord 'onderling'?
A
klein
B
vele kanten hebbend
C
met elkaar
D
veelzijdig

Slide 14 - Quizvraag

Woordenlijst: wat is de betekenis van het woord 'verwerken'?
A
kennelijk
B
gevolg
C
ontwikkeling
D
te boven komen

Slide 15 - Quizvraag

Het woord humor komt uit het Latijn. Wat betekende het woord humor oorspronkelijk?
A
vloeistof
B
lichaamssap
C
grap
D
balans

Slide 16 - Quizvraag

Het woord ‘expressionisme’ komt van het Latijnse ‘expressio’, wat betekent dat?
A
Koffie
B
Toekomst
C
Gevoel
D
Uitdrukking

Slide 17 - Quizvraag

Welke betekenis heeft het Latijnse woorddeel van het woord 'vitaal'?
A
dag
B
energie
C
leven
D
alert

Slide 18 - Quizvraag

Een Latijns woord dat eindigt op -us, krijgt in het meervoud...
A
een letter a
B
een letter u
C
een letter i
D
een letter o

Slide 19 - Quizvraag

Het woord carnaval komt wellicht van het Latijnse carne / vale. Wat betekent dit?
A
vegetariër
B
vaal vlees
C
vaarwel vlees
D
extra vlees

Slide 20 - Quizvraag