26/11 woorden voorvoegsels/achtervoegsels grieks/latijn 12-14

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie - test jezelf -werken in stilte
  • Verlengde instructie - iedereen werken

  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je (weer) benoemen wat voor en achterzetels zijn;
  • kun je de betekenis van veelvoorkomende voor- en achtervoegsels benoemen;
  • heb je geoefend met (de betekenis van) Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Slide 6 - Open vraag

Hij kan de zon niet in het water zien schijnen.

= hij is jaloers.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide


Slide 9 - Open vraag

Boven zijn theewater zijn.
= opgewonden/boos zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Woorden 2.5

Slide 12 - Tekstslide

woordenlijst
abrupt plotseling
afzetten tegen vergelijken met
allround veelzijdig, goed in alle onderdelen
appeltje eitje makkelijk
autonoom zelfstandig, zonder dat overleg nodig is
de complicatie 1 moeilijkheid; 2 extra probleem, bijkomende kwaal
de defibrillator apparaat waarmee je het hart een elektrische schok kunt geven, waardoor het weer klopt
delicaat gevoelig, kwetsbaar
eenzijdig beperkt, niet compleet ontwikkeld
essentieel noodzakelijk, wezenlijk, onmisbaar
focussen 1 scherp stellen; 2 concentreren
fundamenteel wezenlijk, diepgaand
geleidelijk langzamerhand, langzaam een beetje meer
iemand iets op het hart drukken benadrukken, iemand iets met nadruk zeggen


Slide 13 - Tekstslide

woordenlijst
impact - invloed, werking
introduceren - 1 iemand voorstellen; 2 iets zeggen over iemand die gaat optreden; 3 iets nieuws brengen
het letsel - verwonding
de limiet - uiterste grens
de locatie - plaats of plek waar iets gebeurt
navigeren - koersen
onderhouden - 1 doen wat nodig is om te zorgen dat iets blijft werken; 2 geld geven om van te leven
opslokken - alle aandacht eisen
potentieel - mogelijk, iets wat zou kunnen gebeuren
resoluut - vastberaden en zonder aarzeling
selecteren - uitkiezen
de skill - vaardigheid, handigheid
substantieel - wezenlijk, belangrijk
het vermogen - 1 geld dat je bezit; 2 iets dat iemand kan, vaardigheid
zich voordoen - gebeuren, plaatsvinden

Slide 14 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 15 - Tekstslide

Waarom bevat het Nederlands Griekse en Latijnse woorden?

https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/156080-woorden-die-we-leenden-uit-andere-talen.html

Slide 16 - Tekstslide

Wist je dat .. 
Het Latijn is lang de taal van wetenschappers en de kerk geweest. Het heeft veel woorden aan het Grieks ontleend. In het Nederlands gebruiken we sommige van die woorden nog steeds. Ook in andere westerse talen als het Frans en het Engels komen ze voor

Slide 17 - Tekstslide

Etymologie
Waar woorden vandaan komen. 

Bijvoorbeeld uit het Engels, Grieks, Latijn en Arabisch. 

Marketing, filosofie, alcohol.  






Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn voor -en achtervoegsels?

Slide 19 - Open vraag

Voorbeelden voor- en achtervoegsels


Vergeetachtig
multimiljonair
Oneerlijkheid

Slide 20 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels
In het Nederlands worden ook voor- en achtervoegsels uit andere talen gebruikt, zoals het Grieks en het Latijn. 

Als je de betekenis van deze woorddelen kent, kun je de betekenis van onbekende woorden afleiden. 
Bijvoorbeeld: -loog (wetenschapper) 
technoloog = een wetenschapper in de techniek. 

Slide 21 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels

In hoofdstuk 1 heb je geleerd dat er in het Nederlands veel Nederlandse voor- en achtervoegsels gebruikt worden, denk maar aan on- en -loos.

Er worden ook veel voor- en achtervoegsels uit andere talen gebruikt, zoals het Grieks en het Latijn. Als je de betekenis van deze woorden of woorddelen kent, kun je de betekenis van veel onbekende woorden afleiden.
Voorbeeld van een voorvoegsel:
pre- (voor)
preadvies = vooradvies

Voorbeeld van een achtervoegsel: 
-loog (wetenschapper)
technoloog = een wetenschapper in de techniek

Slide 22 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels

a-                   niet, zonder
anti-             tegen
bi-                 dubbel, twee
bio-               leven
contra-        tegen
dis-,  dys-   abnormaal, moeilijk, slecht
ego-              ik
inter-             tussen, te midden van
-loog             wetenschapper
macro-          groot



Slide 23 - Tekstslide

Wat betekent het volgende woord?
Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

ATHEISME

Slide 24 - Open vraag

Wat betekent het volgende woord?
Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

ANTIVAXER

Slide 25 - Open vraag

Wat betekent het volgende woord?
Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

BIOLOGIE

Slide 26 - Open vraag

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Online, hoofdstuk 2, 2.5 Woorden, opdracht 13, 14, 15 en 16
Wat niet af is = huiswerk

Slide 27 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels

mega-   zeer groot
micro-   klein
mono-   een, alleen, enkel
medio-  midden
multi-     veel
nano-     klein
pre-         voor
poly-       veel
-soon     geluid
-visie      kijk, zien


Slide 28 - Tekstslide

Wat betekent het volgende woord?
Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

DYSLEXIE

Slide 29 - Open vraag

Wat betekent het volgende woord?
Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

EGOIST

Slide 30 - Open vraag

Wat betekent het volgende woord?
Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

MACRO-EVOLUTIE

Slide 31 - Open vraag

Wat betekent het volgende woord?
Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

MONOTHEISME

Slide 32 - Open vraag

Werk voor deze les + huiswerk: 
    Pak je VIP en noteer:
    Online, hoofdstuk 2, 2.5 Woorden, opdracht 13, 14, 15 en 16
    Verlengde instructie:
    Online, hoofdstuk 2, 2.5 Woorden, opdracht 13, 15 en 16
    Klaar = in STILTE lezen

    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    15:00

    Slide 33 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:

    • kun je (weer) benoemen wat voor en achterzetels zijn;
    • kun je de betekenis van veelvoorkomende voor- en achtervoegsels benoemen;
    • heb je geoefend met (de betekenis van) Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 34 - Tekstslide

    Wat betekent het volgende woord?
    Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

    MONOTHEISME

    Slide 35 - Open vraag

    Wat betekent het volgende woord?
    Tip: gebruik de betekenis van de voor -en achtervoegsels

    MULTIMEDIA

    Slide 36 - Open vraag

    Ik kan benoemen wat voor- en achtervoegsels zijn en kan de betekenis van veel voorkomende voor-en achtervoegsels benoemen.


    😒🙁😐🙂😃

    Slide 37 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 38 - Open vraag

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 39 - Open vraag