3K - Cursus Spelling - Herhaling leerjaar 2K

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - Spelling
1. Lesdoel
2. Startopdracht
3. Verder met herhaling leerjaar 2K
4. Samen oefenen
5. Online opdrachten maken
6. Evaluatie & afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters & leestekens
 Neem de zinnen over en noteer leestekens. Noteer ook hoofdletters waar dat moet.

1. luxemburg grenst aan drie landen duitsland frankrijk en belgië

2. de kantinejuf vroeg wil je ook mosterd bij je broodje kroket

3. als je je stageverslag morgen inlevert ben je ruim op tijd


timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide


  • Je kent de spelregels die je een leerjaar 2 geleerd hebt. 
Lesdoelen

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling
Spelling van:
hoofdletters, leestekens, het bijvoeglijk naamwoord, meervouden & verkleinwoorden. 


Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Geeft extra info (details) over een zelfstandig naamwoord: de zwarte kat, het grote feest.

Let op, soms moet je:
een -f- in een -v- veranderen:
lief → lieve; naïef → naïeve;
een -s- in een -z- veranderen:
grijs → grijze; serieus → serieuze;
 de laatste letter (medeklinker) verdubbelen:
fris → frisse; glad → gladde;
een a, e, o of u (klinker) weghalen:
traag → trage; zuur → zure.

Slide 9 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm
Het ... (marmer) aanrecht.

Slide 10 - Open vraag

Noteer de juiste vorm
De ... (agressief) reactie.

Slide 11 - Open vraag

Noteer de juiste vorm
De ... (braaf) hond.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de juiste vorm
Het ... (steen) huis.

Slide 13 - Open vraag

Noteer de juiste vorm
De ... (slim) opmerking.

Slide 14 - Open vraag

Noteer de juiste vorm
Het ... (vies) vloerkleed.

Slide 15 - Open vraag

Meervouden

Slide 16 - Tekstslide

Meervouden
Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt.

Zet -s achter het woord
Bijvoorbeeld: tafel – tafels; speldje – speldjes; vakantie – vakanties.
Meestal moet de -s aan het woord vast.

Gebruik ’s als je het woord verkeerd uitspreekt:
echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.

Woorden die eindigen op een -y krijgen ’s:
ijslolly – ijslolly’s.

Zet -en achter het woord
Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tand – tanden; boek – boeken.

Soms moet je ook iets anders veranderen.
Bijvoorbeeld: boot – boten; mug – muggen; duif – duiven; kaas – kazen.

Slide 17 - Tekstslide

Noteer het meervoud van:
tomaat

Slide 18 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
laars

Slide 19 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
mango

Slide 20 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
route

Slide 21 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
olijf

Slide 22 - Open vraag

Verkleinwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zelfstandig naamwoord te plakken:
boek-boekje, potlood-potloodje

Soms moet je ook nog iets anders doen:
broer -> broertje
raam -> raampje
buiging -> buiginkje
wandeling -> wandelingetje
zon -> zonnetje
pizza -> pizzaatje
saté -> sateetje
baby -> baby'tje

Slide 24 - Tekstslide

Kies het juiste verkleinwoord
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste verkleinwoord
A
colaatje
B
cola'tje
C
colatje
D
cola's

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste verkleinwoord
A
lollytje
B
lollietje
C
lollyetje
D
lolly'tje

Slide 27 - Quizvraag

Noteer het verkleinwoord van:
kano

Slide 28 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
jacuzzi

Slide 29 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
kar

Slide 30 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
dvd

Slide 31 - Open vraag

Opdrachten maken
1. Ga naar de online methode. 
2. Kies Cursus 7: Spelling
3. Kies § 1: herhaling leerjaar 2kgt
4. Maak opdracht 1 t/m 6

Klaar? Verder lezen uit je leesboek. 


Slide 32 - Tekstslide

Exit Ticket
Waar heb jij nog moeite mee?
Hoofdletters & leestekens
Spellen van het bijvoeglijk naamwoord
Spellen van meervouden
Spellen van verkleinwoorden
Ik begrijp alle lesstof

Slide 33 - Poll