In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
1. Nask gaat over natuurkunde en scheikunde
A
Waar
B
Niet waar
Slide 1 - Quizvraag
2. Het roesten van een spijker is scheikunde
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
3. Het verbranden van aardgas is natuurkunde
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
4. Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
5. Met je zintuigen kun je nauwkeuriger waarnemen dan met meet-apparatuur.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
6. Het doel van het onderzoek is: wat je wilt ontdekken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
7. De uitkomst van een meting is een getal met daarachter een eenheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
8. Een hoeveelheid vloeistof weeg je met een erlenmeyer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
9. Millimeter, centimeter, meter en kilometer zijn eenheden van lengte.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
10. Een brander kan alleen branden met een blauwe vlam.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
11. Een pauze-vlam is klein en geel en oranje.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
12. Bij een kleine blauwe vlam is de luchtschijf dicht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
13. Een kook-kolf kun je gebruiken om het volume van een vloeistof te meten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
14. Bij onderzoek moet je voorzichtig ruiken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
15. De schaal-verdeling van een maat-cilinder geeft het volume aan in mL.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
16. Een digitale klok heeft een grote en een kleine wijzer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
17. De afkorting van graden Celsius is C°.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
18. Bij practicum doe je onderzoek naar natuur-verschijnselen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
19. Water kookt bij 100 graden Celsius.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
20. Als je veilig onderzoek doet, moet je alles zo snel mogelijk doen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
1. Welke waarnemingen mag je bij een onderzoek altijd doen?
A
horen en voelen
B
horen en proeven
C
ruiken en voelen
D
ruiken en zien
Slide 21 - Quizvraag
2. Waarmee meet je temperatuur?
A
met een balans
B
met een erlenmeyer
C
met een liniaal
D
met een thermometer
Slide 22 - Quizvraag
3. Hoe schrijf je 48 centimeter zo kort mogelijk, met de goede eenheid?
A
48 mm
B
48 cm
C
48 dm
D
48 m
Slide 23 - Quizvraag
4. Op een maat-cilinder staan streepjes en getallen. Hoe noem je die streepjes en getallen?
A
maat-verdeling
B
cilinder-verdeling
C
schaal-verdeling
Slide 24 - Quizvraag
5. Bij een onderzoek verwarm je 1000 mL water in een groot bekerglas. Dat doe je met een brander. Welke vlam kun je het beste gebruiken?
A
een grote gele vlam
B
een kleine blauwe vlam
C
een pauze-vlam
D
een ruisende blauwe vlam
Slide 25 - Quizvraag
6. Bij een onderzoek moet je water laten koken in een bekerglas. Je hebt geen thermometer, omdat die kapot is gevallen. Toch kun je waarnemen of het water kookt. Hoe kun je waarnemen dat het water kookt?
A
Het water kookt als er waterdamp uit het bekerglas komt.
B
Het water kookt als het bekerglas aan de buitenkant beslaat.
C
Het water kookt als het flink gaat borrelen.
D
Het water kookt als het verkleurt.
Slide 26 - Quizvraag
7. In een practicum-lokaal zijn verschillende veiligheids-materialen. Eén daarvan is de oog douche. Waarvoor dient een oog douche?
A
om je ogen schoon te spoelen als er iets in komt tijdens een proef
B
om je ogen schoon te spoelen na afloop van een proef
C
om je ogen schoon te spoelen vóór het begin van een proef
Slide 27 - Quizvraag
8. Toine pompt wat extra lucht in zijn fietsband. Er zit nu meer lucht in de band en dat fietst een stuk lichter. Welk soort verschijnsel is het oppompen van een fietsband?
A
een biologisch verschijnsel
B
een natuurkundig verschijnsel
C
een scheikundig verschijnsel
D
een wetenschappelijk verschijnsel
Slide 28 - Quizvraag
9. Met welke eenheid geef je de massa van een stof aan?
A
gram
B
liter
C
ons
D
pond
Slide 29 - Quizvraag
10. Je kijkt buiten op de thermometer. Je ziet dat het 5 graden Celsius is. Waarvan is ‘graden Celsius’ de eenheid?
A
temperatuur
B
warmte
C
weer
Slide 30 - Quizvraag
Bij practicum moet iedereen zich houden aan de veiligheids-regels. Schrijf vijf veiligheids-regels voor practicum op
Slide 31 - Open vraag
Hiernaast zie je een maatcilinder. Schrijf voor elke letter op welke stand de pijl aangeeft.
Slide 32 - Open vraag
Hiernaast zie je een tekening van een brander. Geef de namen van de onderdelen A, B en C.
Slide 33 - Open vraag
Hiernaast zie je een thermometer. Schrijf de temperaturen op die de thermometer aangeeft.