Via Vervolg 1F Deel B thema 6 H2 Spelling & grammatica

Thema 6 H2 Spelling en grammatica
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 6 H2 Spelling en grammatica

Slide 1 - Tekstslide

verkleinwoorden

Slide 2 - Tekstslide

verkleinwoord
Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (ZN) waarvan de uitgang aangeeft dat iets/iemand klein is.
Om een ZN te verkleinen zet je er meestal -je -tje -pje of -etje achter.

Slide 3 - Tekstslide

voorbeelden
het huis - het huisje
het ei - het eitje
het ding - het dingetje

Slide 4 - Tekstslide

het lidwoord
Het lidwoord van verkleinwoorden is altijd HET
- de computer - het computertje
- de mp3-speler - het mp3-spelertje

Slide 5 - Tekstslide

extra klinker
Je kunt niet altijd -je -tje of -etje achter een ZN zetten om het te verkleinen. De klank van het verkleinwoord moet namelijk wel hetzelfde blijven. 
- de agenda - het agendaatje
- de euro - het eurootje
- de opa - het opaatje
- de accu - het accuutje

Slide 6 - Tekstslide

extra medeklinker
Soms moet je een medeklinker toevoegen, wamt de klank van het verkleinwoord moet namelijk wel hetzelfde blijven. 
- de pop- het poppetje
- de man - het mannetje

Slide 7 - Tekstslide

-pje achter -m
Bij veel ZN die op -m eindigen, schrijf je -pje achter het ZN als je het verkleint.
- de boom - het boompje
- de film - het filmpje

Slide 8 - Tekstslide

-ng wordt -nkje
Veel ZN eindigen op -ng. Je kunt ze verkleinen door de uitgang -ng te veranderen in -nkje.
- de woning - het woninkje
- de beloning - het beloninkje

Slide 9 - Tekstslide

-é wordt eetje
Als een ZN eindigt op -é. bernam ke de -é in het ZN met -ee en plak je er -tje achter om het te verkleinen.
- de café - het cafeetje
- de saté - het sateetje

Slide 10 - Tekstslide

-y wordt -'tje
Als een ZN eindigt op -y maak je het een verkleinwoord door er 'tje achter te plakken.
- de baby - het baby'tje
de hobby - het hobby'tje

Slide 11 - Tekstslide

afkorting krijgt -'je of -'tje
- de sms - het sms'je
- de dvd - het dvd'tje
- de tv - het tv'tje

Slide 12 - Tekstslide

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 13 - Tekstslide

 bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Soms zegt het werkwoord iets over een ZN. Het werkwoord wordt wordt dan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Dit heet het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. Meestal zet je een -e achter het voltooid deelwoord om het bijvoeglijk te maken.

Slide 14 - Tekstslide

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
* Het diploma is behaald - Het behaalde diploma.
* De sollicitatie is verstuurd - De verstuurde sollicitatie.
* De foto is verscheurd - De verscheurde foto.

Slide 15 - Tekstslide

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Soms moet je een klinker weghalen om het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord correct te spellen. Dit is het geval bij klange klanken als oo - ee - uu - aa.
Let op: je mag alleen de klinker weghalen als de klank van het woord niet verandert.

Slide 16 - Tekstslide

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
* Hij heeft veel geld besteed. - Het bestede held
* De weg is verbreed - De verbrede weg
We zeggen ook wel: we schrijven zo kort mogelijk!

Slide 17 - Tekstslide

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Als het voltooid deelwoord eindigt op -en hoef je er niets aan te veranderen om het bijvoeglijk te gebruiken.
* De vaas is omgevallen. - De omgevallen vaas. 
* Ik heb het schilderij bekeken. - De bekeken schilderij.

Slide 18 - Tekstslide

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Soms verandert de klank van het voltooid deelwoord als je er een -e achter schrijft. Om ervoor te zorgen dat de klank hetzelfde blijft, schrijf je een extra medeklinker. 
* De dag is gered. - De geredde dag. 
* De muur is gewit. - De gewitte muur.

Slide 19 - Tekstslide

Maken
Maak de opdrachten 1 t/m 15 
blz. 238-248

Slide 20 - Tekstslide