Je kunt de belangrijkste inkomsten van de overheid noemen.
Je kunt het verschil tussen directe en indirecte belastingen uitleggen.
Je kunt berekeningen maken met brutoloon en nettoloon.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen btw en accijns en hiermee rekenen.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen btw en accijns en hiermee rekenen.
Je hebt paragraaf 2.4 goed begrepen.