11.3 Decimale getallen

Doelen van deze les:
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Doelen van deze les:

Slide 1 - Tekstslide

decimale getallen of kommagetallen

Slide 2 - Tekstslide


van 49 is...
76
A
7
B
70
C
42
D
6

Slide 3 - Quizvraag

Decimale getallen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke getallen zijn decimale getallen?

A=6,6 B=606 C=6,06 D=6,006
A
A en B
B
A en C
C
A,C en D
D
alleen D

Slide 6 - Quizvraag

Decimale getallen
Decimale getallen zijn getallen met cijfers achter de komma.
1 decimaal
2 decimalen
3 decimalen

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel decimale getallen heeft dit getal? 345,23762
A
5
B
4
C
6
D
7

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
101
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 10 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
1001
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 11 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
10001
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 12 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
109
A
9,0
B
0,9
C
0,09
D
0,009

Slide 13 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
1004
A
4
B
0,4
C
0,04
D
0,004

Slide 14 - Quizvraag

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
10003
A
0,03
B
0,3
C
0,0003
D
0,003

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf deze breuk als een decimaal getal:

= ...

10055
A
55
B
0,055
C
0,55
D
5500

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf deze breuk
als decimaal getal
A
0,017
B
0,17
C
0,0017
D
17,1000

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf de breuk
als decimaal getal
A
21,9
B
2,119
C
2,19
D
0,21

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

3
9

Slide 20 - Tekstslide

3
2

Slide 21 - Tekstslide

3
3,0

Slide 22 - Tekstslide

3
2,9

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat betekent het volgende symbool:
<
A
groter dan
B
kleiner dan

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent het volgende symbool:
>
A
groter dan
B
kleiner dan

Slide 26 - Quizvraag

Het teken = betekent....
A
groter dan
B
kleiner dan
C
is gelijk aan
D
keer 2

Slide 27 - Quizvraag


is groter dan 0,70
43
A
niet waar
B
wel waar
C
even groot
D
breuken en decimale getallen kun je niet vergelijken

Slide 28 - Quizvraag

Einde uitleg...
Blijf in Teams!
Hou je camera aan!
En ga actief aan de slag met...
Ga naar planning en maak 

11.3 Decimale getallen 
Huiswerk voor de volgende les!!!

Slide 29 - Tekstslide