3.1 Verhoudingen herkennen

Welkom!


Verhoudingen herkennen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!


Verhoudingen herkennen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Theorie Verhoudingen
Oefenopgave 
Zelfstandig werken aan opdrachten. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de leerdoelen?

Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar.
Je kunt verhoudingentaal omzetten in rekentaal en andersom.

Slide 3 - Tekstslide

Gelijke verhoudingen
Verhoudingen worden altijd zo klein mogelijk gemaakt. Om ze vervolgens in het dagelijks leven te kunnen gebruiken, moet je ze vergroten. De verhouding blijft dan gelijk, maar de getallen zijn anders.  

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld 

De verhouding waarmee je bent begonnen (de kleinste verhouding) is altijd terug te vinden in de verhoudingen die gelijk zijn aan deze verhouding door beide getallen te delen door hetzelfde getal. 


3 : 5

6 : 10
9 : 15
30 : 50 

1 : 3

2 : 6
3 : 9
4 : 12
5 : 15

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 2 
Verbind de gelijke verhoudingen met elkaar. 
6 : 48
9 : 21
3 : 12
1 : 4 
1 : 8
3 : 7 

Slide 6 - Sleepvraag

Noteren van verhoudingen
Als je de verhouding 1 : 7 hebt, dan betekent dat bijvoorbeeld dat je 1 deel siroop en 7 delen water in een glas schenkt om ranja te maken. In dat glas zitten dan 8 delen in totaal. 

Dit heb je nodig om verder te rekenen. 

Slide 7 - Tekstslide

Tip
Maak een tabel! 
Siroop 
1
...
Water
7
...
Ranja 
8
...

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 7a 
Roland mengt de kleur oranje volgend de aanwijzingen op de kaart. 

Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 7a 
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250
40 : 25

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 7a 
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250
40 : 25
8 : 5 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 7b
Roland mengt de kleur oranje volgende aanwijzingen op de kaart. 

Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Rood: 2L = 2000ml
400 : 250

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Rood: 2L = 2000ml
400 : 250
4000 : 2500

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 
Rood: 2L = 2000ml
400 : 250
4000 : 2500
2000 : 1250

Slide 15 - Tekstslide

Voor het einde van de les
Maak opdracht 12,13

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 12a 
Brian gaat een vloer van 24 m2 egaliseren.
Hoeveel zakken Vloervlak Egalisatie heeft hij nodig?

Slide 17 - Tekstslide

Wat is jouw antwoord op opdracht 12a?

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 12a
 vloer van 24 m2 ?

1 zak = 3 m2 
10 zakken = 30 m2 
8 zakken = 24 m2 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 12b 
Louis gebruikt 90 kg Vloervlak Egalisatie.
Hoeveel m2 vloer heeft hij geëgaliseerd?

Slide 20 - Tekstslide

Wat is jouw antwoord op opdracht 12?

Slide 21 - Open vraag

Opdracht 12b 
Louis gebruikt 90 kg

1 zak is 20 kg  
5 zakken is 100 kg

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 12b 
Louis gebruikt 90 kg

1 zak is 20 kg  
5 zakken is 100 kg
4,5 zakken is 90 kg.
4,5 x 3 =13,5 

Slide 23 - Tekstslide

Op papier
Maken: Opdracht 1,2,3,4

Slide 24 - Tekstslide