D3 Verhoudingen herkennen en vergelijken les 2

Welkom!


Verhoudingen herkennen en gebruiken
Domein 3
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!


Verhoudingen herkennen en gebruiken
Domein 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen deze week?
Instaptoets  domein 3 is af?
Nieuwe theorie over 3.1 en 3.2 / examenopdrachten
Zelfstandig werken aan opdrachten. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instaptoets

Jullie krijgen hier 45 minuten de tijd voor. 
De resultaten worden volgende week besproken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de leerdoelen?
  • Je herkent verhoudingen 
  • Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar. 
  • Je kunt verhoudingentaal omzetten in rekentaal en andersom.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Whiteboard

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verhouding hoort bij de afbeelding?
A
1 rode vierkantjes :3 witte vierkantjes
B
2 rode vierkantjes : 3 witte vierkantjes
C
2 rode vierkantjes :5 witte vierkantjes

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verhouding
appel : banaan
A
2:3
B
2:5
C
3:2

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef de verhouding tussen de grijze vierkantjes en de groende vierkantjes. Sleep de verhouding naar het plaatje
3:5
4:5
1:5

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verhouding van het aantal blauwe mappen met het aantal zwarte mappen is
2 blauwe mappen : 4 zwart mappen. Wat is de kleinste verhouding?
A
1 blauwe map staat tot 2 zwarte mappen
B
1 blauwe map staat tot 3 zwarte mappen
C
kan niet kleiner

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gelijke verhoudingen
Verhoudingen worden altijd zo klein mogelijk gemaakt. Om ze vervolgens in het dagelijks leven te kunnen gebruiken, moet je ze vergroten. De verhouding blijft dan gelijk, maar de getallen zijn anders.  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 

De verhouding waarmee je bent begonnen (de kleinste verhouding)is altijd terug te vinden in de verhoudingen die gelijk zijn aan deze verhouding door beide getallen te delen door hetzelfde getal. 


3 : 5

6 : 10
9 : 15
30 : 50 

1 : 3

2 : 6
3 : 9
4 : 12
5 : 15

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 
Verbind de gelijke verhoudingen met elkaar. 
6 : 48
9 : 21
3 : 12
1 : 4 
1 : 8
3 : 7 

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteren van verhoudingen
Als je de verhouding 1 : 7 hebt, dan betekent dat bijvoorbeeld dat je 1 deel siroop en 7 delen water in een glas schenkt om ranja te maken. In dat glas zitten dan 8 delen in totaal. 

Dit heb je nodig om verder te rekenen. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht  
Roland mengt de kleur oranje volgend se aanwijzingen op de kaart. 

Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht  
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250
40 : 25

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de kleinste verhouding
Rode verf : Gele verf?

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250
40 : 25
8 : 5 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7b
Roland mengt de kleur oranje volgend se aanwijzingen op de kaart. 

Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Rood: 2L = 2000ml
400 : 250

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Rood: 2L = 2000ml
400 : 250
4000 : 2500

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 
Rood: 2L = 2000ml
400 : 250
4000 : 2500
2000 : 1250

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke is het goedkoopst

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je verhoudingen opschrijven?
Van de 4 leerlingen draagt 1 leerling een bril
1 staat tot 4
1 op 4
1 van de 4
1 : 4


(hé, dat is leuk, een breuk! letterlijk 1 op de 4

41

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent ... op de ....
Bij deze aanbieding krijg je 1 op de 2 gratis

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Eén op de drie is gratis."
Bij welke reclamezin past dit?
A
3 halen, 2 betalen
B
2 halen, 1 betalen
C
4 halen, 3 betalen
D
3 halen, 3 betalen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je maakte 30 opgaven.
Hoeveel oefeningen heb je fout gemaakt
als één op de 10 fout was?
1 op de 10....
Van elke 10 sommen had je er 1 fout.
Je maakte 30 sommen (3 x 10)  dus je maakte 3 fouten.
A
10
B
3
C
1
D
0

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap voor stap
1. Wat staat er nu echt?
2. Zet in een verhoudingstabel
3 In welke tafel zitten de getallen?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Witte broden
2
Bruine broden
3
Totaal aantal broden
5
750

Aantal witte broden 
2
Aantal bruine broden
3
Totaal aantal broden
5
           750
Maak een verhoudingstabel!






                         

         Hoeveel x 5 is 750? 
oftewel: 750 : 5 = 150, want 5 x 150 = 750
Wat ik onder doe moet ik er boven ook doen, DUS.....

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies


A
A = 10 km, B = 20 km, C = 40 km
B
A = 20 km, B = 40 km, C = 60 km
C
A = 10 km, B = 20 km, C = 30 km
D
A = 20 km, B = 35 km, C = 50 km.

Slide 45 - Quizvraag

Dit is een verhouding tussen tijd en afstand.
Alles wat je met de bovenste rij doet, doe je ook met de onderste rij. Een half uur is 2 keer zo lang als een kwartier. Een uur is 2 keer zo lang als een half uur. En anderhalf uur is 3 keer zo lang als een half uur.
DOEN
1. Maak 5.4 t/m 5.6  

2. Schrijf de vragen op die je heb over de stof  
voor de volgende les

3. Volgende week oefentoets en toets!

Veel succes!


Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

--                                  
vragen?
Vragen?

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor het einde van de les
Maak opdracht 12 en 13

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 12a 
Brian gaat een vloer van 24 m2 egaliseren.
Hoeveel zakken Vloervlak Egalisatie heeft hij nodig?

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 12a
 vloer van 24 m2 ?

1 zak = 3 m2 
10 zakken = 30 m2 
28 zakken = 24 m2 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 12b 
Louis gebruikt 90 kg Vloervlak Egalisatie.
Hoeveel m2 vloer heeft hij geëgaliseerd?

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 12b 
Louis gebruikt 90 kg

1 zak is 20 kg  
5 zakken is 100 kg

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 12b 
Louis gebruikt 90 kg

1 zak is 20 kg  
5 zakken is 100 kg
4,5 zakken zou 90 kg zijn.
Je kan alleen geen halve zakken kopen. 

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 13
https://apps.noordhoff.nl/se/content/theme/4932d4ea-bf2f-4813-9b15-e607b706b90e/contentUnit/f72d4a8c-b2b0-45d3-9cf6-2e67003cad71 

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor volgende les
Maken: Alle opdrachten van 3.1 verhoudingen herkennen 

Wat gaan we volgende week doen: 
3.2 Rekenen met verhoudingstabellen 

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies