Lesvoorbereiding 10 januari 9G
1 / 21
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe was de kerstvakantie?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Welke drie functies heeft geld?
A
Ruilmiddel, spaarmiddel, oppotmiddel
B
Ruilmiddel, spaarmiddel, rekenmiddel
C
Ruilmiddel, spendeermiddel, rekenmiddel
D
Omruilmiddel,
spaarmiddel,
rekenmiddel
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Indirecte ruil
Directe ruil
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen sparen en oppotten?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Aan welke eisen moet geld voldoen?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen de intrinsieke waarde en extrinsieke waarde van geld?
Slide 16 - Open vraag
Wat zegt de wet van Gresham?
Slide 17 - Open vraag
Waaruit bestaat de maatschappelijke geldhoeveelheid?
A
Alle munten en bankbiljetten in omloop bij het publiek.
B
Alle direct opvraagbare tegoeden in betaalrekeningen in handen van het publiek.
C
Alle munten en direct opvraagbare tegoeden op betaalrekeningen in handen van het publiek.
D
Al het geld op de wereld.
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Wat vond je goed aan deze les?
Slide 20 - Open vraag
Wat vond je minder goed gaan? Of waar zitten verbeterpunten?
