Th 1 Organen & Cellen

Th 1 Organen & Cellen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Th 1 Organen & Cellen

Slide 1 - Tekstslide

Bs 1 Organismen
Organismen: Alle levende wezens op aarde. Bacteriën, schimmels, planten en dieren. 
Opgebouwd uit 1 of meerdere cellen

Alle organismen vertonen levenskenmerken:
Stofwisseling: ademhalen, voeden & uitscheiden, groeien, ontwikkelen,
reageren op prikkels: bijv. bewegen, 
voortplanten.

Mensen hebben verschillende levensfasen, hierbij vind zowel lichamelijke als geestelijke groei en ontwikkeling plaats.

Slide 2 - Tekstslide

Bs 2 Bouw van een organisme
Orgaan: Een deel van een organisme met één of meerdere functies.
Torso: Borstholte, buikholte, gescheiden door middenrif. In deze holtes vinden verschillende organen.

Ledematen: Armen en benen.
Orgaanstelsels: Groep samen-werkende organen. O.a.:
 
Verteringsstelsel
Beenderenstelsel
Spierstelsel
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Zenuwstelsel


Slide 3 - Tekstslide

Organen opgebouwd uit cellen.
Groep cellen met dezelfde vorm en functie = Weefsel.
Bij veel weefsels zit er tussencelstof tussen de cellen, is verschillend per weefsel. 
Bij beenweefsel is de tussencelstof heel hard, en bevat veel kalk.

Slide 4 - Tekstslide

Organisatie niveaus

Je kunt een organisme op verschillende niveaus bestuderen. Op cel niveau, weefsel niveau, orgaan niveau, orgaanstelsel niveau, of organisme niveau.

Alle organisatie niveaus werken met elkaar samen, alleen dan kan een organisme goed functioneren.

Slide 5 - Tekstslide

Bs 3 Cellen van dieren en planten
Celmembraan: dun vlies om de cel heen.

Cytoplasma: stroperige vloeistof in de cel, is water met opgeloste stoffen. Grootste deel van cel.

Celkern: Regelt alles in de cel, bevat ook genetisch materiaal van organisme (DNA)

Kernmembraan: dun vlies om de celkern.



Slide 6 - Tekstslide

Intercellulaire ruimte: gevuld met water of lucht.
Cytoplasma: Stroperige vloeistof, bestaande uit water met eiwitten en veel opgeloste stoffen.
Korrels: (plastiden) in de cel, bladgroenkorrel, kleurstofkorrel, zetmeelkorrel.
Vacuole: blaasje met vocht.
Celkern met kernmembraan.
Celmembraan": ligt om cytoplasma heen.
Celwand: stevig laagje om de cel.

Slide 7 - Tekstslide

Bladgroenkorrels: in groene delen van planten, hier vind fotosynthese om plaats.
Kleurstofkorrels: in bloemen, vruchten met gele, oranje of rode kleur. Zorgen voor kleur in bloemen en vruchten. 
Zetmeelkorrels: kleurloos, hier is zetmeel in opgeslagen. 

Slide 8 - Tekstslide

Microscoop en preparaat maken

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Bs 4 Chromosomen
Chromosomen: liggen in de celkern, bestaan uit DNA en eiwit.
DNA: Bevat informatie erfelijke eigenschappen. Lange moleculen. Chromosomen zijn daardoor lange dunne ‘draden’. Zijn alleen zichtbaar op het moment dat een cel gaat delen.

Slide 11 - Tekstslide

Cel van mens 46 chromosomen, 23 paar. Dit geld voor elke lichaamscel, bijv. huid-, lever-, spiercellen.
Doordat ze in paren voorkomen, moet het aantal chromosomen ook een even aantal zijn.
In een chromosomenportret komen zijn de paren afgebeeld.
Er is een verschil tussen het portret tussen de man en vrouw…

Slide 12 - Tekstslide

BS 5 Gewone celdeling

Slide 13 - Tekstslide