Cursus 4 §1 Waar komen woorden vandaan?

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Cursus 4 taal
  • Voorkennis
  • Kennen en kunnen
  • Informatie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel procent van de Nederlandse taal bestaat uit woorden afkomstige van andere talen?
A
50 %
B
25 %
C
75%
D
40%

Slide 3 - Quizvraag

Uit welke taal komt het volgende woord: bureau
A
Duits
B
Engels
C
Frans
D
Spaans

Slide 4 - Quizvraag

Uit welke taal komt het volgende woord: muesli
A
Duits
B
Engels
C
Frans
D
Spaans

Slide 5 - Quizvraag

Het woord 'bajes' is afkomstig van een andere taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Het woord 'straat' is afkomstig van een andere taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Latijn
De naam komt van het Latijnse 'via strata' dat 'geplaveide weg' betekent.

Verharde weg

Slide 8 - Tekstslide

  • Etymologie
  • Germaans
  • Latijn
  • Uitleggen dat veel woorden in het Nederlands afkomstig zijn uit een oude talen en andere talen.
  • Benoemen waarom woorden in verschillende talen op elkaar lijken.

Slide 9 - Tekstslide

  • Wat: Lees tekst 1 en 2 en maak opdracht 1 en 2 blz. 86/87
  • Hoe: individueel
  • Hulp: lesboek, mevrouw de Vries
  • Tijd: 15 min
  • Uitkomst: bespreken/nakijken
  • Klaar?: Ga verder in je leesboek.
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Video

Wat zijn leenwoorden?
A
Woorden die we tijdelijk gebruiken in de Nederlandse taal.
B
Woorden die uit het oud-Nederlands komen.
C
Woorden uit het Engels die we in het Nederlands ook gebruiken.
D
Woorden die we uit een andere taal hebben overgenomen.

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noemen we de term voor het bestuderen van de herkomst en geschiedenis van woorden.
A
Etniciteit
B
Etymologie
C
Leenwoorden
D
Historie

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kan het dat woorden in verschillende talen soms op elkaar lijken?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

  • Herhaling vorige les
  • Kennen en kunnen
  • Informatie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn leenwoorden?
A
Woorden die we tijdelijk gebruiken in de Nederlandse taal.
B
Woorden die uit het oud-Nederlands komen.
C
Woorden uit het Engels die we in het Nederlands ook gebruiken.
D
Woorden die we uit een andere taal hebben overgenomen.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noemen we de term voor het bestuderen van de herkomst en geschiedenis van woorden.
A
Etniciteit
B
Etymologie
C
Leenwoorden
D
Historie

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kan het dat woorden in verschillende talen soms op elkaar lijken?

Slide 21 - Open vraag

  • Etymologie
  • Germaans
  • Latijn
  • Uitleggen waarom er steeds nieuwe woorden bijkomen.
  • Uitleggen wat voor soort nieuwe woorden er zijn.
  • Testen of een woord blijft of weer gaat verdwijnen. 

Slide 22 - Tekstslide

Waarom krijgen we nieuwe woorden?

• Nieuwe maatschappij: de maatschappij verandert, dus komen er ook nieuwe woorden (brexit, nexit)
• Taalleemte dichten: woord bedenken voor een voorwerp wat nog geen Nederlands woord heeft (beurtbalkje)
• Verwarring vermijden: vaan bij homoniemen (gijzelaar  gegijzelde en gijzelnemer)
• i.p.v. een leenwoord: keeper  doelman
• creatief: gelegenheidswoorden, zelf bedenken (Belfie, voor een juichende België supporter)

Slide 23 - Tekstslide

Hoe maken wij nieuwe woorden?

• Nieuwe woorden bedenken bij een voorwerp/betekenis: google
• Samenstellingen, afleidingen, samentrekkingen (conculega), conversie (woord dat van woordsoort verandert: super, vet, bagger), letterwoord (CV, HEMA)
• Ontleningen: woorden overnemen uit een andere taal: barista, hufterproof
• Woord krijgt nieuwe betekenis
• Begrip krijgt een nieuw woord: fototoestel  nu digitale camera of analoog fototoestel
• Niet alle woorden kunnen ontstaan: systematische en toevallige gaten in ons lexicon.
Bv. splrkunk = systematisch
Proenk = toevallig, want het kan wel een woord zijn, het is uit te spreken

Slide 24 - Tekstslide

Is een woord een blijver of niet? --> FUDGE test

Een woord is een blijver als:
- 30/40 jaar overleeft
- Nederlands klinkt (vorm)
- Als het door verschillende groepen wordt gebruikt
- Als een deel van het woord in andere woorden voorkomt (sletvrees, smetvrees)
- Bestaat iets niet meer dan verdwijnt het woord ook (vuvuzela)
- Woord wordt opgenomen in woordenboek als het drie jaar regenmatig in schriftelijk taalgebruik voorkomt.

Slide 25 - Tekstslide