Maken: opdracht 1 t/m 3 grammaticareader periode 3
(zie classroom)
Slide 2 - Tekstslide
Aan het einde van de les heb je...
-theorie grammatica begrepen: lv, mv, bwb
-geoefend met het toepassen van de grammatica
Slide 3 - Tekstslide
Bespreken:
opdracht 5 a t/m h
grammaticareader periode 1
Slide 4 - Tekstslide
Je vindt het lijdend voorwerp (lv) door de vraag te stellen:
wie/wat + wg + o?
Thomas / moet / zijn cello / nog / stemmen.
O WG WG
wie/wat + moet stemmen + Thomas?
→ Wat moet Thomas stemmen?
Antwoord: zijn cello.
zijn cello = lijdend voorwerp
Thomas / moet / zijn cello / nog / stemmen.
O WG WG
Lijdend voorwerp
Slide 5 - Tekstslide
Een lijdend voorwerp is het zinsdeel dat het gezegde ondergaat, of anders gezegd: waarmee gebeurt wat er in het werkwoordelijk gezegde staat. Het lijdend voorwerp doet zelf niets.
voorbeeld:
Jan / slaat / zijn hond.
O WG
gezegde = ‘slaat’
Wie ondergaat het slaan? (Wie wordt geslagen?): zijn hond.
Jan / slaat / zijn hond.
LET OP:
een lijdend voorwerp begint, net als het onderwerp, nooit met een voorzetsel.
een bijvoeglijk naamwoord kan geen lijdend voorwerp zijn.
Slide 6 - Tekstslide
In zinnen met de gebiedende wijs ontbreekt het onderwerp. Er is 'niemand' die het gezegde doet.
Het kan lastig zijn om de zin te ontleden, omdat je de vraag voor het lijdend voorwerp niet volledig kunt invullen.
Een handig trucje is om dan 'ik' als onderwerp in gedachten te nemen:
wie/wat + wg + X (ik)?
Mail / hem / morgen / de adressengids.
wie/wat + mail + X (ik)?
lijdend voorwerp = ‘de adressengids’
Mail / hem / morgen / de adressengids.
WG LV
Slide 7 - Tekstslide
De vraag die je moet stellen voor het meewerkend voorwerp(mv) is:
aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 8 - Tekstslide
‘Voor’ kan je niet altijd weglaten. Bij de zin: ‘Ik koop bloemen voor mijn oma’ is ‘voor mijn oma’ wel het meewerkend voorwerp, maar je kan ‘voor’ niet weglaten.
Bij het meewerkend voorwerp kan je ‘aan’ weglaten of toevoegen.
Je kan bijvoorbeeld zeggen:
Ik geef mijn lieve oma bloemen.
Je ziet dat ‘aan’ nu niet meer in de zin staat. Je moet dan wel de woordvolgorde veranderen.