Het lijdend voorwerp

Grammatica
Het lijdend voorwerp
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lijdend voorwerp

Je vindt het lijdend voorwerp (lv) door de vraag te stellen:
Wie/wat + wg + o? 



Slide 3 - Tekstslide




Thomas / moet / zijn cello / stemmen

Wat moet Thomas stemmen?
Antwoord: zijn cello.
zijn cello = lijdend voorwerp.





Slide 4 - Tekstslide


Het lijdend voorwerp tref je aan bij werkwoorden waar je iets of iemand voor kunt zetten.

Bijvoorbeeld: bekijken, zoeken, verlaten.







Slide 5 - Tekstslide

Ik bekijk "iets"


Ik bekijk het schilderij

Slide 6 - Tekstslide

Hij zoekt "iets"

Hij zoekt zijn kluispas

Slide 7 - Tekstslide

Hij verlaat "iets"
Hij verlaat het huis

Slide 8 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp begint
NOOIT
met een voorzetsel

Slide 9 - Tekstslide

Redekundig ontleden
Benoem zinsdelen in een vaste volgorde:



Slide 10 - Tekstslide

1  Zet de zin in een andere tijd.  Het werkwoord dat mee verandert, is de pv.
2. Zoek het WG. - PV + alle WW in de zin
3. Zoek het onderwerp.  - Wie/wat + gezegde?
4. Zoek het lijdend voorwerp.  - Wie/wat + wg + o?



Slide 11 - Tekstslide

Benoem het LV

Overal kan men ideeën opdoen


Slide 12 - Open vraag

Benoem het LV
Zo zag iemand de mogelijkheden van palmbladeren in.

Slide 13 - Open vraag

Benoem het LV
De palmbomen verliezen vier, vijf bladeren per jaar.

Slide 14 - Open vraag

Schrijf een werkwoord op waar je iets of iemand voor kunt zetten.

Slide 15 - Open vraag

Verzin nu een zin (met een ww waar je "iets" of "iemand" voor kunt zetten)
met een WG, O en LV

Slide 16 - Open vraag

maak een tekening van een werkwoord

Slide 17 - Open vraag