Flexles 1mhv 1: Werkwoordspelling tt

Flexles werkwoordspelling klas 1
Welkom klas 1 mavo en havo/vwo.
Volg dit stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook en je schrift.
Stap 3: Ga naar lessonup.app en log in met je eigen naam
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Flexles werkwoordspelling klas 1
Welkom klas 1 mavo en havo/vwo.
Volg dit stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook en je schrift.
Stap 3: Ga naar lessonup.app en log in met je eigen naam

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zien de komende flexlessen eruit?
Flexles 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Flexles 2: Persoonsvorm verleden tijd
Flexles 3: Voltooid en onvoltooid deelwoord
Flexles 4: Afsluitende opdracht werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Leerdoel: Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen.
Hoe bereik je dit doel?
1. Wat weet je al?
2. Uitleg: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
3. Oefenen werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 3 - Tekstslide

Noteer alles wat je weet over de persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 4 - Woordweb

Uitleg: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm: Is altijd een werkwoord. Zet hem in een andere tijd om de persoonsvorm te vinden.

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
1. Ga na of je werkwoord een persoonsvorm is.
2. Lees de zin en kijk in welke tijd de zin staat.
3. Tegenwoordige tijd: Vul in plaats van het werkwoord, een vorm van lopen in. Hoor je de -t? Dan schrijf je de -t achter de ik-vorm.
4. Infinitief = het hele werkwoord (+ -en)

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Het vuurtje .......... (branden) in de open haard.
1. Is het ww een persoonsvorm? Ja.
2. In welke tijd staat deze zin: tegenwoordige tijd (geen tijdsaanduiding als gisteren, vorige week = tt.)
3. Vul lopen in ipv het werkwoord: Het vuurtje loopt in de open haard.
Je hoort de -t, dus ik-vorm +t = brandt.

Slide 6 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Gelukkig (hebben) niemand mij gezien.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Na een half uur (bevrijden) de brandweer hen.

Slide 8 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Een gazelle (grazen) gemiddeld 18 uur per dag.

Slide 9 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Volgende week (verhuizen) mijn buurjongen al voor de tiende keer.

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord: Je vingerafdruk (veranderen) soms na vijftien jaar.

Slide 11 - Open vraag

Kies de correcte persoonsvorm: Morgen leid/leidt/lijd/lijdt de treinstaking vast op veel scholen tot lege lokalen
A
leid
B
leidt
C
lijd
D
lijdt

Slide 12 - Quizvraag

Kies de correcte persoonsvorm: Rijd/Rijdt je broer al lang op die brommer?
A
Rijd
B
Rijdt

Slide 13 - Quizvraag

Kies de correcte persoonsvorm: Misschien word/wordt je wel eerste bij de talentenjacht
A
word
B
wordt

Slide 14 - Quizvraag

Kies de correcte persoonsvorm: Houd/Houdt de keeper van jouw elftal een penalty tegen?
A
Houd
B
Houdt

Slide 15 - Quizvraag

Kies de correcte persoonsvorm: De uitnodiging vermeld/vermeldt niet hoe laat het feest begint
A
vermeld
B
vermeldt

Slide 16 - Quizvraag

Kies de correcte persoonsvorm: Ik benijd/benijdt je echt om je mooie rode krullen.
A
benijd
B
benijdt

Slide 17 - Quizvraag

Kies de correcte persoonsvorm: Je raad/raadt nooit wie ik vandaag tegenkwam.
A
raad
B
raadt

Slide 18 - Quizvraag

Kies de correcte persoonsvorm: Vind/Vindt jij Duncan Laurence ook zo'n leuke zanger?
A
Vind
B
Vindt

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van de werkwoorden: Wanneer je er niet aan (krabben), (verdwijnen) dat puistje vanzelf.

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord: Met mooie producten en een goed verhaal (verleiden) hij zijn klanten tot meer aankopen dan gepland

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord: Greta en Kris (beschrijven) het voorval als zeer gevaarlijk.

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord: De smid (smeden) messen en zwaarden.

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord: U kunt de code (activeren) op onze website.

Slide 24 - Open vraag

Noem de fout uit de zin: Het gebeurd me elke keer en altijd doet het weer zeer. Nooit stel ik de vraag: zeg zie jij me graag.

Slide 25 - Open vraag

Verbeter de fout uit de zin: Het gebeurd me elke keer en altijd doet het weer zeer. Nooit stel ik de vraag: zeg zie jij me graag.

Slide 26 - Open vraag

Benoem de fouten uit de zin: De Deense hoofdstad Kopenhagen word overspoelt met verschillende mensen.

Slide 27 - Open vraag

Verbeter uit de zin: De Deense hoofdstad Kopenhagen word overspoelt met verschillende mensen.

Slide 28 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Het eten (verbranden) in die hete oven

Slide 29 - Open vraag