In steden werd een
markt gehouden. Boeren kwamen hierheen om hun opbrengsten te verkopen. Zij kregen dan
geld om producten van ambachtslieden te kopen. Ambachtslieden kochten dan weer voedsel bij de boeren. Geld werd dus gebruikt als ruilmiddel.
Op het platteland was er geen geld nodig, er was weinig handel.
Markten waren een heel uitje. Er was soms een kermis en toneel.
In hele grote steden werden jaarmarkten gehouden.