Hin 4ta - werkwoordspelling en herhaling spellingsregels

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Fijn dat je er bent!
Pak je boek voor op blz 120, je schrift, 
je etui met een 
pen en log in op deze LessonUp. 

Leg je gemaakte huiswerk voor je. 



timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling spellingsregels
  •  Uitleg werkwoordspelling
  • Aan de slag 
  • Zelf nakijken van het huiswerk 
  • Evaluatie en vragen stellen 

    Toets: vrijdag 18 oktober 2024 

Slide 3 - Tekstslide

DOEL

- je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven 
- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling

Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog?
Leg uit wat een
SAMENSTELLING is (denk aan: aan elkaar of los).

Slide 5 - Open vraag

Aan elkaar of los

Slide 6 - Tekstslide

Typ over met hoofdletters en leestekens:

de amerikaanse bevolking kan niet wachten

Slide 7 - Open vraag

Hoofdletters en leestekens

Slide 8 - Tekstslide

schrijf foutloos over:
matthijs zei ik wil best meedoen want dan kan ik geld verdienen

Slide 9 - Open vraag

Verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
kleine baby

Slide 10 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van "arm"?
A
Armetje
B
Armkje
C
Armje
D
Armpje

Slide 11 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?
A
appeltje
B
appelje
C
appel'tje
D
appeletje

Slide 12 - Quizvraag

Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord.
- Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden.
- Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben:
-je, -tje, -etje, -pje, -kje

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordspelling H4
Herhaling

Slide 14 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
Werkwoordspelling:

pv tt
pv vt 
voltooid deelwoord
hele werkwoord 

Slide 15 - Tekstslide

pv tt

Slide 16 - Tekstslide

Wat?
Blz 122. Maak opdracht 1 en 2. 
Hoe?
In je boek en/of schrift. Noteer welke vorm de onderstreepte werkwoorden hebben. Kies uit pv tt, pv vt zwak, pv vt sterk, geen pv.  
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.

Tijd
Acht minuten.
Klaar?
Maak opdracht 3: maak een zin met de gegeven werkwoordsvorm. 
Zelfstandig aan de slag 
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Schema pv vt 
Zwak werkwoord? 
enkelvoud: ik-vorm tt + de of te
meervoud: ik-vorm tt + den of ten 

DOEN: 
Gebruik 't sexy fokschaap. Kijk naar de laatste letter voor de -en van het hele werkwoord.  Zit die letter erin? 
Dan ik-vorm tt + te. Anders ik-vorm + de
Sterk werkwoord? 
Klankverandering
zo kort en simpel mogelijk

Slide 18 - Tekstslide

Wat?
Blz 122. Maak opdracht 3 en 4. 
Hoe?
In je boek en/of schrift. 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.

Tijd
Tien minuten.
Klaar?
Maak de extra opdrachten online. 
Zelfstandig aan de slag 
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Heb je nog                      vragen?

Slide 20 - Tekstslide

Ik heb de lesdoelen gehaald.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Fijne dag! Tot morgen. 

Slide 22 - Tekstslide

Wat?
Blz 121. Maak opdracht 3: maak twee kolommen. Zet er boven samenstelling en geen samenstelling. 
Hoe?
Verbeter de woorden in de oefening en zet ze in de juiste kolom. 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.

Tijd
Zes minuten.
Klaar?
Maak opdracht 4, 5 en 6. 
Zelfstandig aan de slag 
timer
6:00

Slide 23 - Tekstslide

Wat?
Blz 120-121. Maak opdracht 4, 5 en 6. 
Hoe?
Met je lesboek en in je schrift. 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.

Tijd
Zes minuten.
Klaar?
Lees de theorie op blz 122 over werkwoordspelling en maak alvast opdracht 1. 
Zelfstandig aan de slag 
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport, hondenhok


Slide 25 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot,  beresterk

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats, secondewijzer

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap, vanillevla

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 26 - Tekstslide

Heb je nog                      vragen?

Slide 27 - Tekstslide

Ik heb de lesdoelen gehaald.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 29 - Tekstslide

Wat: Maak opdracht 1, 2, 3 en 5 (blz. 90)
Hoe: Je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie blz. 90
Tijd: Tot de laatste 5 minuten van de les
Extra: Je mag een muziekje luisteren als je oortjes of een koptelefoon bij je hebt.
Aan de slag
Klaar?
Oefen in de online trainer met taalverzorging H1, H2 of H3

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
H4 - Taalverzorging blz 120 maken: opdracht 1 en 2 

Zelf nakijken: huiswerk verwijswoorden
van hoofdstuk 3 op Magister 
Tot morgen!

Slide 31 - Tekstslide