Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2.2-1 DNA en specialisatie van cellen 4H
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.2 DNA en de specialisatie van cellen - deel 1
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.2 DNA en de specialisatie van cellen - deel 1
Slide 1 - Tekstslide
Doel 2.2 deel 1
Je leert hoe elk type cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt
Je leert wat de relatie is tussen eiwitten en eigenschappen
BINAS 71C
Slide 2 - Tekstslide
Wat maakt een spiercel anders dan een huidcel?
Hoe zit hij er uit?
Wat moet hij kunnen?
Hoe lang leeft hij?
Slide 3 - Tekstslide
Celspecialisatie
De ene cel is de andere niet.
Dat komt door verschil in
EIWITTEN
.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Pigment (melanine)
Slide 7 - Tekstslide
Samentrekken (actine/ myosine)
Slide 8 - Tekstslide
Antistoffen aa
n een witt
e bloedcel
Slide 9 - Tekstslide
Enzymen in je maag
Slide 10 - Tekstslide
Hormonen (adrenaline)
Slide 11 - Tekstslide
Transportmiddel (hemoglobine)
Slide 12 - Tekstslide
Eigenschappen
Het ene individu is het andere niet.
Dat komt door een verschil in
EIWITTEN
.
Slide 13 - Tekstslide
Oogkleur
(pigment)
Slide 14 - Tekstslide
Suikerziekte (insuline)
Slide 15 - Tekstslide
DNA bevat de bouwinstructie voor eiwitten
Chromosomen zitten in de celkern en zijn opgebouwd uit DNA.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Gedraaide touwladder
'Het touw' bestaat uit een
fosfaatgroep
afgewisseld met een suiker (
desoxyribose
)
DNA-
molecuul
Slide 18 - Tekstslide
'De treden' bestaan uit baseparen. Er zijn vier verschillende
stikstofbasen
: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)
Combinaties A=T en C≡G
DNA-
molecuul
Slide 19 - Tekstslide
Nucleotide
: bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase
DNA-
molecuul
Slide 20 - Tekstslide
De ene streng is
complementair
aan (een soort negatief van)
de andere.
Als je de ene weet, weet je de andere ook.
DNA-
molecuul
Slide 21 - Tekstslide
Moet je dit leren?
BINAS 71C
DNA-
molecuul
Slide 22 - Tekstslide
Transcriptie: DNA naar RNA
Een stuk DNA dat codeert voor één eiwit (eigenschap) is een gen.
De nucleotidevolgorde van dat stuk DNA is de code voor het maken van het eiwit.
Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. Er zijn 20 verschillende aminozuren (BINAS 67H1).
Slide 23 - Tekstslide
Transcriptie: DNA naar RNA
Als het eiwit moet worden gemaakt wordt eerst van het gen een kopie gemaakt
-> messenger RNA (mRNA).
Slide 24 - Tekstslide
Verschil tussen DNA en RNA
mRNA is enkelstrengs
mRNA heeft een ribose als suiker
mRNA heeft Uracil ipv Thymine als base
Slide 25 - Tekstslide
Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA wordt afgelezen van en complementair gemaakt aan de template-/ matrijsstreng
tegenover de A wordt een U ingebouwd, tegenover T een A, bij C een G en bij G een C.
Slide 26 - Tekstslide
Transcriptie: DNA naar RNA
Het mRNA is dus een 'kopie' van de ándere (complementaire) DNA streng: de coderende streng.
Slide 27 - Tekstslide
Transcriptie: DNA naar RNA
Opdracht:
Bedenk zelf een basevolgorde van het gen, begin met TAC.
Maak ook de complementaire streng.
Vervolgens vertaal je het DNA naar RNA.
Slide 28 - Tekstslide
Transcriptie: DNA naar RNA
Moet je dit leren?
BINAS 71E
Slide 29 - Tekstslide
RNA naar eiwit: translatie
Het mRNA verlaat de kern (via een kernporie) naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.
Het ribosoom leest het mRNA in steeds 3 basen tegelijk (triplet/ codon).
Slide 30 - Tekstslide
RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG.
Slide 31 - Tekstslide
RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG.
Slide 32 - Tekstslide
RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG.
Slide 33 - Tekstslide
RNA naar eiwit: translatie
BINAS 71 G. Stel codon AAG.
Slide 34 - Tekstslide
Translatie: RNA naar eiwit
Opdracht:
Vertaal zelf je RNA naar aminozuren.
Maak gebruik van BINAS tabel
Slide 35 - Tekstslide
RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.
Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt.
Slide 36 - Tekstslide
Met welke drie basen begint elk gen?
A
AUG
B
TAC
C
ATG
D
ATG
Slide 37 - Quizvraag
Welke stopcodons zijn er?
Slide 38 - Open vraag
Doel 2.2 deel 1
Je hebt geleerd hoe elk type cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt.
Je leert wat de relatie is tussen eiwitten en eigenschappen
Slide 39 - Tekstslide
Begrippen 2.2 deel 1
eiwitten, bouwstof, afweerstof, enzym, transportmiddel, hormoon, aminozuren, DNA, fosfaatgroep, deoxiribose, stikstofbasen, A, T, C, G, gen, RNA, U, ribose, codon, startcodon
Slide 40 - Tekstslide
Huiswerk
In de
online
methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak alle opdrachten van 2.2
(5 t/m 6)
Maak een
samenvatting
van de paragraaf.
Aandacht voor de begrippen.
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
2.2 en 2.3: DNA + Celdeling
Mei 2023
- Les met
36 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4V 2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel
Juni 2022
- Les met
36 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
4V 2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel
Mei 2023
- Les met
29 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
17.3 transcriptie translatie dl1 voorbereiding
September 2023
- Les met
47 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
17.3 transcriptie translatie dl2 klassikaal
September 2023
- Les met
24 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
3V Proefles Biologie DNA
Mei 2023
- Les met
21 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
3H/V Proefles Biologie DNA
December 2023
- Les met
24 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
2.2 DNA en specialisatie van cellen (1)
September 2023
- Les met
28 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4