In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H5 - T3: Vertering - BS 3+4
Slide 1 - Tekstslide
Belangrijke herhaling uit Thema 1:
Enzymen
Slide 2 - Tekstslide
Enzymen
Afbreken macromoleculen kost activeringsenergie
-breken van de bindingen
Enzymen katalyseren
-verlagen de activeringsenergie
-naam -ase
-vormen enzym-substraatcomplex
-resultaat: reactieproducten
-gebruikt, niet verbruikt
Slide 3 - Tekstslide
Invloed enzymwerking
Denatureren
-verandering ruimtelijke structuur
-verlies functie
Optimumtemperatuur
-compromis
-hoogste omzetting per tijdseenheid
Slide 4 - Tekstslide
Invloed enzymwerking
Enzymen zijn buffers
- opname/afgifte H+
- beïnvloed pH
- maar ook ruimtelijke structuur
Slide 5 - Tekstslide
De ruimtelijke structuur van een enzym bepaalt de werking. Hoe heet het van vorm veranderen van een enzym waardoor het niet meer werkt?
Slide 6 - Open vraag
Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is
Slide 7 - Quizvraag
Een enzym katalyseert maar één soort reactie. Dat heet:
A
reactiespecifiek
B
substraatspecifiek
Slide 8 - Quizvraag
Een enzym katalyseert een reactie. Dat betekent:
A
Het enzym versnelt een reactie en blijft zelf intact.
B
Het enzym versnelt een reactie en wordt daarbij opgebruikt.
C
Het enzym past op een bepaalde stof.
Slide 9 - Quizvraag
Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd
Slide 10 - Quizvraag
Sleep de enzymen naar het substraat
DNA
maltose
lipiden
RNA
peptiden
zetmeel
(amylum)
lipase
amylase
DN-ase
RN-ase
pepsine
maltase
Slide 11 - Sleepvraag
Welke bewering klopt?
A
P is de minimumtemperatuur voor dit enzym.
B
Q is de optimumtemperatuur voor dit enzym.
C
R is de maximumtemperatuur voor dit enzym.
Slide 12 - Quizvraag
Welke bewering klopt? De stijging van de activiteit tussen P en Q komt doordat ...
A
er meer enzymen bijkomen.
B
er per enzymmolecuul meer stof wordt omgezet.
C
er meer substraat bijkomt.
Slide 13 - Quizvraag
Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
Slide 14 - Quizvraag
Hoe wordt de vorm van de grafiek genoemd?
A
een exponentiële kromme
B
een lineair verband
C
een optimumkromme
Slide 15 - Quizvraag
Bij A en B wordt evenveel enzymactiviteit gemeten (dus substraat omgezet). Dat betekent ...
A
dat er bij A meer enzymmoleculen actief zijn dan bij B.
B
dat er bij A en B evenveel enzymmoleculen actief zijn.
C
dat er bij A minder enzymmoleculen actief zijn dan bij B.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is er gebeurd daar waar de kromme tussen 4 en 5 de horizontale as raakt?
A
De enzymmoleculen zijn niet actief, maar kunnen dat wel weer worden bij een lagere pH.
B
De enzymmoleculen zijn niet actief, want ze zijn gedenatureerd.
C
De enzymmoleculen zijn opgebruikt.
Slide 17 - Quizvraag
Een eiwitoplossing wordt geleidelijk verwarmd van 0 graden naar 70ºC. In de oplossing bevindt zich pepsine, dat de eiwitten in de oplossing afbreekt tot polypeptiden. Welke lijn geeft het polypeptidegehalte goed weer?
A
lijn 1
B
lijn 2
C
lijn 3
D
lijn 4
Slide 18 - Quizvraag
Een enzym katalyseert de reactie A + B ⇒ C. Men meet de concentratie C in de loop van de tijd. Wat kun je uit de grafiek concluderen?
A
Hoe meer C, des te trager de reactie, dus C versnelt de reactie.
B
De hoeveelheid C heeft een positieve invloed op de reactiesnelheid.
C
Hoe meer C, des te trager de reactie, dus C vertraagt de reactie.
Slide 19 - Quizvraag
Mond
-speeksel
-slikreflex
Slokdarm
Maag
-maagsap
Dunne darm
-resorptie
-darmvlokken
-tight-junctions
Dikke darm
-water resorptie
-bacterien
Slide 20 - Tekstslide
Mond
Kauwen: oppervlakte vergroten
Speeksel toevoegen:
- Slikt makkelijker
- Speeksel bevat Amylase
Zetmeel
Maltose
Slide 21 - Tekstslide
Slokdarm
Vervoer mond-maag
Peristaltiek
Slide 22 - Tekstslide
Maag
Kringspieren
Lage pH (2,5)
Chemische afweer
2-4 uur
Start eiwitvertering
Eiwitten
Polypeptiden
Slide 23 - Tekstslide
Dunne darm
Erg lang
Eerst zuur neutraliseren
Toevoegingen van:
- lever: gal - alvleesklier: enzymen - dunne darm: enzymen
Slide 24 - Tekstslide
Vertering dunne darm
Slide 25 - Tekstslide
Gebruik de grafiek om uit te leggen waarom er in de dunne darm opnieuw amylase wordt toegevoegd