18.3 Enzymwerking 6V klassikaal/ll

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
18.3 Enzymwerking
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
18.3 Enzymwerking

Slide 1 - Tekstslide

Doel 18.3
Je leert hoe enzymen werken 
Je leert op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
Verteringsenzymen:
Knippen grote moleculen in kleine


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
DNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een DNA streng
RNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een RNA streng

Slide 6 - Tekstslide

Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij)
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)

Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.



Slide 7 - Tekstslide

Knippen of plakken

Slide 8 - Tekstslide

Dus:
Amylase: condensatie/ hydrolyse?
En het kost water/ er komt water vrij?

Slide 9 - Tekstslide

Dus:
DNA polymerase: condensatie en er komt water vrij


Amylase: hydrolyse en het kost water

Slide 10 - Tekstslide

Substraat en product
De stof die door het enzym wordt omgezet heet het substraat
De stof die ontstaat door het enzym heet het product

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 14 - Tekstslide

Cofactor/ Co-enzym
Enzym = eiwit plus niet eiwit-deel (=cofactor).

Niet eiwitdeel = organisch (bijvoorbeeld een vitamine) -> co-enzym

Slide 15 - Tekstslide

Hoe werken enzymen?
Structuur
Activering/ remming
Reactiesnelheid

Slide 16 - Tekstslide

Eiwitstructuur
De werking van enzymen hangs nauw samen met de structuur/ vorm ervan.

Slide 17 - Tekstslide

Enzymstructuur - twee kanten
- Receptor voor het substraat:
Actieve centrum/ actieve zijde

- Receptor voor activator/ inhibitor (remstof):
Allosterische zijde (niet altijd aanwezig)

Slide 18 - Tekstslide

Enzymregeling
Competitieve remming/ inhibitie: een inhibitor bezet de bindingsplek van het substraat op het enzym.
De inhibotor lijkt qua structuur sterk op het substraat.

Slide 19 - Tekstslide

Inhibitie

Slide 20 - Tekstslide

Enzymregeling
Allosterische activatie: als een activator gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat binden

Slide 21 - Tekstslide

Enzymregeling
Allosterische remming: als een inhibitor gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat niet binden

Slide 22 - Tekstslide

Enzymregeling
Productremming: als het product van een enzym ook de inhibitor is.
Product voldoende aanwezig: enzym inactief
Product niet aanwezig: enzym actief - product ontstaat weer

Slide 23 - Tekstslide

Reactiesnelheid enzym
Afhankelijk van de hoeveelheid enzym, de temperatuur en de hoeveelheid substraat.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 26 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 7
Adri en Eduard voegen bij een experiment met enzymen in twee buizen een even grote hoeveelheid substraat toe. Aan buis 1 voegen ze een hoeveelheid enzym toe met zoveel remstof (die de ruimtelijke structuur van de enzymmoleculen verandert) dat alle enzymmoleculen onwerkzaam zijn. Aan buis 2 voegen ze evenveel enzym en evenveel remstof (met eenzelfde ruimtelijke structuur als het substraat) toe. Ze bepalen de mate van omzetting van het substraat.
Hierna voegen ze aan beide buizen een grote overmaat aan substraat toe.
Wat kunnen Adri en Eduard verwachten?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen
Maak vraag 4 en 6 van de methode

Slide 31 - Tekstslide

Doel 18.3
Je hebt geleerd hoe enzymen werken 
Je hebt geleerd op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen

Slide 32 - Tekstslide

Begrippen 18.3
enzymen, activeringsenergie, optimumtemperatuur, substraatmolecuul, cofactor, co-enzym, competitieve remming, allosterische zijde, allosterische remming, allosterische activatie, productremming

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Kies leerweg B.
18.3: alle vragen

Slide 34 - Tekstslide