Paragraaf 4.3. Oost-Europa

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg. Daarna zal verwezen worden naar de planner voor de opdrachten uit het digitale werkboek

Veel succes
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg. Daarna zal verwezen worden naar de planner voor de opdrachten uit het digitale werkboek

Veel succes

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw digitale les
  • Leerdoelen 4.3
  • Uitlegfilmpje 4.3
  • Quizvragen 4.3 als check van de theorie
  • Wat ga je nu doen?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen par. 4.3
  1. De leerling weet hoe Europa vroeger verdeeld was, en hoe Europa nu verdeeld is.
  2. De leerling kan beschrijven hoe de (groei van de) welvaart eruit ziet in Oost-Europa.
  3. De leerling kan benoemen welke gunstige locatiefactoren Oost-Europa heeft.
  4. De leerling kan beschrijven welke tegenstellingen er zijn tussen hoofdsteden en platteland.
  5. De leerling kan beschrijven welke migratiepatronen er zijn binnen de EU.
  6. De leerling kent de topografie van Oost-Europa.
  7. De leerling kan de verschillen in welvaart beschrijven tussen Oost-Europa en de EU, binnen en tussen landen
    .

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg 4.3
Je krijgt weer een uitlegfilmpje te zien. 
Neem je schrift en een pen er bij en schrijf mee tijdens de uitleg. 
Na de uitleg volgen weer enkele quizvragen als check of je het begrijpt. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

In welke delen van Europa is de welvaart het grootst?
A
Oost- en Zuid-Europa
B
Noord- en West-Europa
C
Noord- en Oost Europa
D
Zuid- en West Europa

Slide 6 - Quizvraag

In welk deel van Europa is er lang vooral veel gewerkt in de primaire sector?
A
Noord-Europa
B
Oost- Europa
C
Zuid-Europa
D
West-Europa

Slide 7 - Quizvraag

In Oost-Europa is voornamelijk een
A
Vestigingsoverschot
B
Vertrekoverschot

Slide 8 - Quizvraag

In welk deel van Europa hebben ze lang te maken gehad communisme?
A
Noord-Europa
B
Oost- Europa
C
Zuid-Europa
D
West-Europa

Slide 9 - Quizvraag

Waarom zijn steeds meer mensen in uit Oost-Europa in West-Europa gaan werken?
A
Omdat het klimaat in West-Europa beter is en er daar meer verdiend kan worden.
B
Omdat de natuur in West-Europa mooier is en omdat landen in Oost-Europa steeds armer werden.
C
Omdat in West-Europa meer kan worden verdiend en omdat de landen in Oost-Europa steeds armer werden.
D
Omdat de landen in Oost-Europa steeds armer werden en omdat het klimaat in West-Europa beter is.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heette tot 1989 de grens tussen Oost-Europa en West-Europa?
A
de IJzeren muur
B
het IJzeren gordijn
C
Oost-West scheiding
D
grens van 1989

Slide 11 - Quizvraag

Welke landen in Europa zijn het rijkst?
A
Oost Europese landen
B
West Europese landen

Slide 12 - Quizvraag

In Oost-Europa is grotere regionale ongelijkheid dan in het westen omdat...
A
Groot verschil tussen steden en platteland
B
Veel industrie in de steden
C
Er sprake is van een vertrekoverschot in Oost-Europa
D
Alle drie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een gunstige locatiefactor voor Oost Europa?
A
Lage lonen
B
Goed opgeleid personeel
C
Grote afzetmarkt
D
Alle drie

Slide 14 - Quizvraag

Sleep de onderdelen naar de juiste plaats!
Kapitalisme
Communisme
Vrijemark
economie
Plan
economie
Oost
West

Slide 15 - Sleepvraag

Vrijemarkteconomie
Planeconomie
Kapitalisme
Communisme
Productie wordt door de staat geleid
Productie wordt geregeld door particuliere bedrijven

Slide 16 - Sleepvraag

Waarom gaan veel mensen vanuit Oost-Europa naar West-Europa?

Slide 17 - Open vraag

Waarom zijn er grote tegenstellingen tussen hoofdsteden en platteland in Oost Europa?

Slide 18 - Open vraag

Benoem twee kenmerken van communisme.

Slide 19 - Open vraag

In welk jaar valt de Berlijnse muur (en het communisme)
A
1956
B
1963
C
1975
D
1989

Slide 20 - Quizvraag

Wat vind je van deze digitale les (dus filmpje/uitleg, quizvragen, opbouw, manier van les)?

Slide 21 - Open vraag

Leerdoelen par. 4.3 behaalt?
  1. De leerling weet hoe Europa vroeger verdeeld was, en hoe Europa nu verdeeld is.
  2. De leerling kan beschrijven hoe de (groei van de) welvaart eruit ziet in Oost-Europa.
  3. De leerling kan benoemen welke gunstige locatiefactoren Oost-Europa heeft.
  4. De leerling kan beschrijven welke tegenstellingen er zijn tussen hoofdsteden en platteland.
  5. De leerling kan beschrijven welke migratiepatronen er zijn binnen de EU.
  6. De leerling kent de topografie van Oost-Europa.
  7. De leerling kan de verschillen in welvaart beschrijven tussen Oost-Europa en de EU, binnen en tussen landen.

    Vergeet het basisboek niet! B145 en B251!

Slide 22 - Tekstslide