Kenmerkende Aspecten tijdvak 5 t/m 8

Tijdvak 8 hoort bij de vroegmoderne tijd
A
waar
B
niet waar
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Tijdvak 8 hoort bij de vroegmoderne tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quizvraag

Vul in:
wereldwijde handelscontacten, ................................. en het begin van een wereldeconomie
A
kapitalisme
B
expansie
C
slavernij
D
handelskapitalisme

Slide 2 - Quizvraag

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 7?
A
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
B
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
C
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme
D
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Slide 3 - Quizvraag

Welke KA's horen bij tijdvak 6?
1. voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
2. het streven van vorsten naar absolute macht
3. de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
4. de wetenschappelijke revolutie
5. voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
A
2 en 5
B
3 en 4
C
1 en 3
D
2 en 4

Slide 4 - Quizvraag

Welk KA uit tijdvak 7 hoort NIET bij de HC 'Britse Rijk'?
A
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen (HC Br Rijk); 28.
B
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
C
. de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
D
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme);

Slide 5 - Quizvraag

Welk KA hoort bij tijdvak 8?
A
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
B
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
C
voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
D
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen

Slide 6 - Quizvraag

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 6?
A
het streven van vorsten naar absolute macht;
B
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek;
C
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
D
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven

Slide 7 - Quizvraag

Welk KA hoort in tijdvak 7?
A
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het
B
het begin van de Europese overzeese expansie
C
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
D
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

Slide 8 - Quizvraag

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 8?
A
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
B
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
C
voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
D
de opkomst van emancipatiebewegingen

Slide 9 - Quizvraag

Vul in: uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van ................................................
A
de verlichting
B
een wereldeconomie
C
het abolitionisme
D
modern imperialisme

Slide 10 - Quizvraag

Welk KA hoort bij tijdvak 6?
A
de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
B
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
C
de wetenschappelijke revolutie
D
het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat

Slide 11 - Quizvraag

Vul in: rationeel optimisme en .................................. dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
A
de renaissance
B
verlicht denken
C
de reformatie
D
democratisering

Slide 12 - Quizvraag

De vroegmoderne tijd is de periode
A
1500-1700
B
1500-1800
C
1600-1800
D
1500-1900

Slide 13 - Quizvraag

Vul in: het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van ................................................
A
heroriëntatie op de klassieke oudheid
B
verlicht denken
C
wetenschappelijke revolutie
D
nieuwe wetenschappelijke belangstelling

Slide 14 - Quizvraag

Tijdvak 5 is de .......................... eeuw
A
17e
B
16e
C
15e
D
14e

Slide 15 - Quizvraag

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 5?
A
het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat
B
de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
C
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
D
de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid

Slide 16 - Quizvraag

Welke groepen passen het best bij het KA 'voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces' ?
A
arbeiders en katholieken
B
vrouwen en confessionelen
C
arbeiders en vrouwen
D
vrouwen en kinderen

Slide 17 - Quizvraag

De uitspraak 'alles voor het volk, niets door het volk' past bij het KA
A
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme);
B
het streven van vorsten naar absolute macht
C
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
D
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Slide 18 - Quizvraag

Welk KA hoort bij tijdvak 5?
A
het streven van vorsten naar absolute macht
B
het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
C
de wetenschappelijke revolutie
D
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen

Slide 19 - Quizvraag

Tijdvak 6 is de tijd van
A
Ontdekkers en hervormers
B
Steden en staten
C
Pruiken en revoluties
D
Regenten en vorsten

Slide 20 - Quizvraag

De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme ................................... en ..............................
A
confessionalisme en conservatisme
B
feminisme en communisme
C
feminisme en confessionalisme
D
conservatisme en communisme

Slide 21 - Quizvraag

Welke groep hoort NIET bij 'de opkomst van emancipatiebewegingen'?
A
feministen
B
liberalen
C
arbeiders
D
confessionelen

Slide 22 - Quizvraag

'Het verspreiden van het geloof' past het beste bij het KA
A
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
B
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
C
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
D
het begin van de Europese overzeese expansie

Slide 23 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
1. de wetenschappelijke revolutie
2. de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
3. het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
4. rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen

A
3, 4, 2, 1
B
4, 3, 1, 2
C
3, 1, 4,2
D
4, 1, 3, 2

Slide 24 - Quizvraag

Welke KA's horen NIET bij tijdvak 8?
1. discussies over de ‘sociale kwestie’
2. de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
3. de opkomst van emancipatiebewegingen
4. voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
5. de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek

A
3 en 5
B
2 en 5
C
2 en 4
D
1 en 5

Slide 25 - Quizvraag

Welk KA uit tijdvak 6 hoort bij HC 'Britse Rijk'?
A
het streven van vorsten naar absolute macht;
B
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
C
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek;
D
de wetenschappelijke revolutie

Slide 26 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
1. uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
2. het begin van de Europese overzeese expansie
3. de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
4. wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
A
2, 1, 4, 3
B
2, 3, 4, 1
C
4, 2, 3, 1
D
2, 4, 1, 3

Slide 27 - Quizvraag