W3_L1_P3_Spelling 1GTB

W3_L1_P3_Spelling 1GT
timer
15:00
Welkom 1GTB
Ga zitten lezen in stilte :)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

W3_L1_P3_Spelling 1GT
timer
15:00
Welkom 1GTB
Ga zitten lezen in stilte :)

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huishoudelijke mededelingen
  • Herhaling lesstof: aantekeningenschrift
  • Interactieve toets / quiz
  • Uitleg spreekbeurt
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

  • Inhalen begrijpend lezen
  • Herkansen begrijpend lezen
  • Agenda invullen voor a.s. woensdag
Niet vergeten!

Slide 3 - Tekstslide

                     Spelling
Herhalen spellingsregels:
  • Hoofdletters
  • Punten 
  • Laatste letter -d of -t
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Meervoud
  • Verkleinwoorden
Lesdoel

Slide 4 - Tekstslide


Schrijf een hoofdletter....

  • aan het begin van elke zin: Deze herfst staat het bos weer vol met paddenstoelen.
  • bij namen: Bjorn, Hoofdstraat, Tilburg, Lowlands, Netflix.
  • bij woorden die van namen afgeleid zijn: Haarlemse boekhandel, Wilhelminastichting, Zuid-Hollandse.



Slide 5 - Tekstslide


Let op!
Sommige achternamen hebben tussenvoegsels (zoals van der of ten). Het eerste tussenvoegsel krijgt een hoofdletter als je geen voornaam of voorletter gebruikt: Martine van der Zanden, M. van der Zanden, mevrouw M. van der Zanden of mevrouw Van der Zanden.

Let op: dagen (vrijdag), maanden (juli), seizoenen (herfst) en windstreken (zuidwest) schrijf je met een kleine letter.


Slide 6 - Tekstslide

Zo gebruik je leestekens

  • Eindig een gewone zin met een punt (.): Ik eet geen vlees.
  • Eindig een vraagzin met een vraagteken (?): Ken je het verhaal van Reinaert de Vos?
  • Eindig een uitroep (bijvoorbeeld van verbazing of woede) met een uitroepteken (!): Wat een goed idee!


Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
(eigen) namen
B
bij een afleiding van een naam
C
aan het begin van een zin
D
bij kalendermaanden

Slide 8 - Quizvraag

Let op leestekens:

1. Wat een stomme grap!
2. Ik vraag je dit, omdat ik het niet weet?


A
1 is correct, 2 niet
B
2 is correct, 1 niet
C
1 en 2 zijn correct
D
1 en 2 zijn niet correct

Slide 9 - Quizvraag

Welke naam is goed gespeld?
A
Bas Van Der Sloten
B
meneer Van Der Sloten
C
meneer B. Van der Sloten
D
meneer Van der Sloten

Slide 10 - Quizvraag

Zo bepaal je of een woord op een -d of -t eindigt:

Als het woord géén persoonsvorm in de tegenwoordige tijd is, gebruik je de verlengproef om te weten welke letter je moet gebruiken:
  • Maak het woord langer door er -e, -en, -eren of -ig achter te zetten.
  • Hoor je een t? Schrijf dan een -t aan het eind: boten → boot; parelwitte → parelwit; schattig → schat.
  • Hoor je een d? Schrijf dan een -d aan het eind: rode → rood; tanden → tand; kinderen → kind; handig → hand.



Slide 11 - Tekstslide

Achter welk woord hoort -eren om het langer te maken?
A
schaap
B
ei
C
bal
D
soep

Slide 12 - Quizvraag

Achter welk woord -e om het langer te maken?
A
krant
B
boot
C
lood
D
woest

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is niet goed gespeld?
A
bad
B
poot
C
poord
D
paard

Slide 14 - Quizvraag

Spreekbeurt

Slide 15 - Tekstslide

Spreekbeurt
  • Kies een passend onderwerp.
  • Maak er een Powerpoint presentatie bij.
  • Je spreekbeurt duurt minimaal 3 en maximaal 5 minuten.

Zorg dat je volgende week je onderwerp hebt doorgegeven!

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig oefenen spelling

Maak paragraaf 7 van cursus 7 online
Klaar?
Maak oefentoetsen of oefen op Cambiumned.nl

Slide 17 - Tekstslide