Spelling: g of ch

G(t), gg of ch(t)
  • Bij woorden met een g(t)-klank hoor je niet altijd hoe je ze  moet spellen. Deze klank wordt verschillend geschreven. 
  • Kijk maar naar de volgende woorden: liggen, kuchen. 

  • De spelling van de g-klank woorden moet je uit je hoofd  leren
  • Toch zijn er een paar regeltjes die je kunnen helpen.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

G(t), gg of ch(t)
  • Bij woorden met een g(t)-klank hoor je niet altijd hoe je ze  moet spellen. Deze klank wordt verschillend geschreven. 
  • Kijk maar naar de volgende woorden: liggen, kuchen. 

  • De spelling van de g-klank woorden moet je uit je hoofd  leren
  • Toch zijn er een paar regeltjes die je kunnen helpen.

Slide 1 - Tekstslide

         Kijk eens naar deze zin.
  • De slager slacht een een knaagdier

  • Hoor na een lange klank, de g(t)-klank dan schrijf je bijna altijd g(t).

  •  Hoor na een korte klank, de g(t)-klank dan schrijf je bijna altijd ch(t).

  • Let op het woordje 'bijna'

Slide 2 - Tekstslide

 Hoor na een lange klank, de g(t)-klank
dan schrijf je bijna altijd g(t).
Voorbeelden
knaagt (knagen)
dreigt (dreigen)
slaagt (slagen)
ploegt (ploegen)
slager
bedriegt (bedriegen)
voegt (voegen)
vraagt (vragen)
liegt (liegen)
droogt(drogen)
zaagt (zagen)
vliegt (vliegen)
spuugt (spugen)
deugt (deugen))
krijgt (krijgen

Slide 3 - Tekstslide

 Hoor na een korte klank, de g(t)-klank
dan schrijf je bijna altijd ch(t).
Voorbeelden
achter
dicht
lacht
licht
geslacht
bocht
wacht
zocht
knecht
kucht
vlechten
vrucht
zucht
Uitzonderingen
dag
legt
zegt
ligt
big
brug

Slide 4 - Tekstslide

 Er blijven genoeg woorden over die je uit je hoofd moet leren.
Voorbeelden
psycholoog
alg
gedachten
chaos
geheim
giechelen
chloor
googelen
goochelen
chroom
grap
schrift
nieuwsgierig

Slide 5 - Tekstslide

         Samen oefenen.

  • Je ziet steeds een zin.
  • Bij één woord moet g(t), gg of ch(t) invullen.
  • Schrijf steeds het hele woord op.

Slide 6 - Tekstslide

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

De a__terdeur stond wijd open.

Slide 7 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Je kunt toch wel ze__en op wie je hebt gestemd?

Slide 8 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Nee, dat doe ik niet, dat is een __eheim.

Slide 9 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

De psy__oloo__ kwam de kamer binnen.

Slide 10 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Mijn haar was gisteren een __aos!

Slide 11 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Mijn zus had er vle__ten in gedaan.

Slide 12 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Het maanli__t valt op het natte dak.

Slide 13 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Hij schrijft het verhaal in het oude s__rift.

Slide 14 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

De sla__er heeft de koe eindelijk te pakken.

Slide 15 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Die was ontsnapt uit het sla__thuis.

Slide 16 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

De jonge ouders waren benieuwd naar het gesla__t van de baby's.

Slide 17 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Ze waren nog nooit zo nieuws__ieri__ geweest.

Slide 18 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Onze vijver was helemaal groen geworden door de al__en.

Slide 19 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

De volgende keer gooi ik er __loor in.

Slide 20 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Maar of de __oudbaarsjes daar tegen kunnnen?

Slide 21 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

De __ie__elende meisjes zochten op de pc.

Slide 22 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Toen vonden ze eindelijk de magische __oo__elaar.

Slide 23 - Open vraag

g(t), gg of ch(t)?
Schrijf het hele woord op.

Dat was eigenlijk best wel __rappi__.

Slide 24 - Open vraag

vra...twa...en...auffeur
g en ch
A
vrachtwagengauffeur
B
vragtwagenchauffeur
C
Vragtwachengauffeur
D
vrachtwagenchauffeur

Slide 25 - Quizvraag

te...niek
g en ch
A
tegniek
B
techniek

Slide 26 - Quizvraag

geve...t
g en ch
A
gevecht
B
gevegt

Slide 27 - Quizvraag

spie...el
g en ch
A
spiegel
B
spiechel

Slide 28 - Quizvraag

etala...e
g en ch
A
etalache
B
etalage

Slide 29 - Quizvraag

pra...tig
g en ch
A
pragtig
B
prachtig

Slide 30 - Quizvraag

ve......etarisch
g en ch
A
vegetarisch
B
vechetarisch

Slide 31 - Quizvraag

.....ampignons
g en ch
A
gampignons
B
champignons

Slide 32 - Quizvraag