Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Heb je met het beslisschema gewerkt en hoe ging dit?
Wat is een werkwoord? Noem een voorbeeld.
Hoe vind je de persoonsvorm? Noem de drie manieren.
Wat is de ik-vorm en de stam van verven, verhuizen, antwoorden?
Noem van de volgende werkwoorden de hij-vorm in tegenwoordige tijd: proeven, lopen, vinden.
Noem van de volgende werkwoorden de hij-vorm in verleden tijd: antwoorden, verhuizen.
Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord? Noem een voorbeeld.