Kies een bedrijf en geef een korte omschrijving van de winkelformule.
Kies twee mogelijke vestigingsplaatsen (zie bijv. Bedrijfspand Enschede | Zoek bedrijfspanden te koop en te huur [funda in business]). Leg uit waarom je deze twee kiest.
Geef bij beide opties een oordeel over de kosten van het pand.
Geef bij beide opties om schatting wat jullie denken wat het verzorgingsgebied is en hoeveel mensen daarbinnen wonen.
Beschrijf de "bewinkeling"; is er over- of onderbewinkeling?
Beschrijf minimaal 2 directe en 2 indirecte concurrenten in het verzorgingsgebied.
Geef minimaal 2 voor- en nadelen van: het pand, de locatie (bereikbaarheid, parkeergeleenheid, etc.).
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we leren?
Verschil tussen Push-marketing en Pull-marketing.
Redenen voor samenwerking.
Vormen van samenwerking: kennis.
Samenwerking onderhandelen.
Slide 4 - Tekstslide
Bedrijfskolom
Push- en Pull-marketing zijn basisvormen van marketing van ANDERE schakels dan de RETAIL.
Effect op eigen marketingstrategie.
Slide 5 - Tekstslide
Push-marketing
Fabrikant duwt product door de bedrijfskolom:
Slide 6 - Tekstslide
Pull-marketing
Fabrikant zorgt dat consument aan product gaat trekken:
Slide 7 - Tekstslide
Push- en Pull-marketing
Initiatief en investering bij één schakel, maar gevolgen voor meerdere schakels.
Logisch alternatief: samenwerking.
Slide 8 - Tekstslide
Hoe samenwerken?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Hoe samenwerken?
Slide 11 - Woordweb
Waarom samenwerken?
Kennis delen ↓.
Kostenvoordelen.
Omzet verhogen.
Macht vergroten.
Slide 12 - Tekstslide
Commerciële samenwerking
Inkoopcombinatie.
Vrijwillig filiaalbedrijf (VFB).
Franchising.
Service merchandising.
Consignatie.
Shop-in-shop.
Concessionair.
Dealer.
Slide 13 - Tekstslide
Inkoopcombinatie
Vereniging die namens winkels orders plaatst en goederen bestelt rechtstreeks bij de fabrikant.
Slide 14 - Tekstslide
Vrijwillig filiaalbedrijf (VFB)
Winkeliers en groothandel werken vrijwillig samen. Gebruiken dezelfde formule, presentatie en huismerk, maar filiaal is geen centraal eigendom.
Slide 15 - Tekstslide
Franchising
Samenwerkingsvorm op gebied in- en verkoop waarbij bedrijfsvoering centraal kan worden geregeld.
Ook in beperkte mate zelfstandigheid mogelijk (bij soft franchising).
Slide 16 - Tekstslide
Service merchandising
Leverancier is volledig verantwoordelijk voor deel assortiment.
Synoniem: Rack Jobbing
Slide 17 - Tekstslide
Consignatie
Producten worden geleverd en in de presentatie opgenomen.
Betaling ná verkoop!
Voorbeeld:
Producten van lokale producent bij lokale speciaalzaak, webshops.
Slide 18 - Tekstslide
Shop-in-shop
Winkel in een winkel.
Voorbeeld:
Vroeger Aktiesport in Scapino
Afdelingen Bijenkorf/Hudson Bay
Slide 19 - Tekstslide
Concessionair
Shop-in-shop verhuur.
Voorbeeld:
Aparte slager in supermarkten.
Slide 20 - Tekstslide
Dealer
Selectieve of exclusieve distributie vanuit leverancier. Beperkt aantal verkooppunten.
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht in de les
4 (expert-)groepen van 2 mensen (evt. groep van 3).
Schrijf voor winkel én groothandel/hoofdkantoor de voor- en nadelen op van: Groep A: Franchising. Groep B: Concessionair. Groep C: Service merchandising. Groep D: Shop-in-shop.
Vergelijk de opgeschreven zaken en maak volledige lijst van voor- en nadelen voor winkel én groothandel/hoofdkantoor.
timer
20:00
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht vóór de volgende keer:
Kijk bij opdrachten in Teams.
Maak van boek Commercieel1a, hoofdstuk 2 vragen 15 t/m 21.