Kies het belangrijkste werkwoord (het werkwoord met de meest duidelijke/belangrijke betekenis).
Stel jezelf de vraag: heeft dit werkwoord een duidelijke betekenis? Nee? Waarschijnlijk naamwoordelijk gezegde.
Stel jezelf de vraag: is dit werkwoord één van de koppelwerkwoorden (zijn/worden/blijven/blijken/lijken/schijnen)? Ja? Waarschijnlijk naamwoordelijk gezegde.
Doet of is het onderwerp van de zin iets? Doet: werkwoordelijk gezegde. Is: naamwoordelijk gezegde.
Zeker weten of je een naamwoordelijk gezegde hebt? Controleer of je het koppelwerkwoord van de zin kunt vervangen door een ander koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen).