Toets H8 Licht
1 / 37
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Licht kom van een lichtbron.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 2 - Quizvraag
kunstmatige lichtbronnen zijn door mensen gemaakt.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 3 - Quizvraag
1 lijntje licht noem je een lichtstraal
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 4 - Quizvraag
Een lichtbundel bestaat uit lichtstralen die alle kanten op gaan.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 5 - Quizvraag
Het licht van de zon zie je als wit licht.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 6 - Quizvraag
De kleuren Rood, Groen en Violet maken samen alle kleuren van een TV Scherm.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 7 - Quizvraag
Een laser is een lichtbron die een mengkleur geeft.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 8 - Quizvraag
In het spectrum van zonlicht zitten de kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 9 - Quizvraag
Een voorwerp weerkaatst alleen de kleur of kleuren die je ziet.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 10 - Quizvraag
Lichtgolven zijn ongeveer even groot als watergolven.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 11 - Quizvraag
Een schaduw ontstaat waar het licht van een lichtbron niet kan komen.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 12 - Quizvraag
Een bolle lens is in het midden dunner dan aan de buitenkant.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 13 - Quizvraag
Als het beeld op het scherm van je camera wazig is, is er niet scherp gesteld
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 14 - Quizvraag
De brandpunts-afstand is de afstand van de lens tot het brandpunt
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 15 - Quizvraag
De ooglens is een opening in het midden van de iris
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 16 - Quizvraag
Als je ooglens van vorm verandert, noem je dat accomoderen.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 17 - Quizvraag
Of geld echt is, kun je controleren met een infrarood-lamp
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 18 - Quizvraag
Van UV straling word je bruin.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 19 - Quizvraag
Infra-rood straling kun je zien met het blote oog
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 20 - Quizvraag
Met Röntgen-straling maken ze in het ziekenhuis een foto van je botten
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 21 - Quizvraag
Welk licht komt van een natuurlijke lichtbron?
A
Het licht van kaarsen
B
Het licht van de led-lampen
C
Het licht van de olielamp
D
Het licht van de sterren
Slide 22 - Quizvraag
Erik en Anna zitten buiten in de zon. De zon schijnt fel op de rode tafel die voor hen staat.
Waarom zien Erik en Anna de tafel rood?
Waarom zien Erik en Anna de tafel rood?
A
Alle kleuren worden weerkaatst, behalve de rode
B
Alleen de kleur rood wordt weerkaatst, de nadere kleuren niet.
C
Alle kleuren worden weggehaald door het zonlicht, behalve de rode
Slide 23 - Quizvraag
Yenthe speelt in de zon. Yenthe heeft een gele trui aan.
Welke kleuren worden opgenomen door de gele trui?
Welke kleuren worden opgenomen door de gele trui?
A
Alle kleuren die op haar trui vallen
B
Rood, groen en violet
C
Alleen geel
D
Alle kleuren van het spectrum, behalve geel
Slide 24 - Quizvraag
Een bundel wit licht valt op een prisma. Achter het prisma staat een wit scherm. Het licht uit de prisma maakt een aantal kleuren op het scherm.
Hoe noem je de kleurenreeks die je op het scherm ziet?
Hoe noem je de kleurenreeks die je op het scherm ziet?
A
Het spectrum
B
De kleurenboog
C
De regenboog
Slide 25 - Quizvraag
Wat is waar over lichtgolven?
A
Lichtgolven kunnen door lucht en water gaan.
B
Lichtgolven hebben een tussenstof nodig om te bewegen.
C
Lichtgolven zijn ongeveer een millimeter groot.
Slide 26 - Quizvraag
Je staat voor een spiegel en doet een stap naar voren
Wat doet je spiegelbeeld?
Wat doet je spiegelbeeld?
A
Je spiegelbeeld blijft staan op dezelfde plaats.
B
Je spiegelbeeld doet een stap naar achteren.
C
Je spiegelbeeld doet een stap naar voren.
D
Je spiegelbeeld stapt naar links of naar rechts.
Slide 27 - Quizvraag
Het licht van de zon valt op een bolle lens.
Welke lichtstraal wordt NIET door de lens gebroken?
Welke lichtstraal wordt NIET door de lens gebroken?
A
De lichtstraal die door het brandpunt achter de lens gaat.
B
De lichtstraal die door het brandpunt gaat voor de lens.
C
De lichtraal die door het midden van de lens gaat.
D
De lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas van de lens
Slide 28 - Quizvraag
Wanneer accommoderen je ooglenzen?
Je ooglenzen accommoderen:
Je ooglenzen accommoderen:
A
Als je eerst iets van dichtbij en direct erna iets van veraf bekijkt.
B
Als je pupillen van groot naar klein gaan en andersom.
C
Als je lang naar één punt in de verte kijkt.
D
Als je van een donkere ruimte in een verlichte ruimte komt.
Slide 29 - Quizvraag
Welke straling wordt gebruikt om de inhoud van koffers te controleren op het vliegveld.
A
Infra-rood-straling
B
Röntgen-straling
C
Ultra-violet-straling
D
Warmte-straling
Slide 30 - Quizvraag
Met welke straling werkt de afstands-bediening van de TV
A
Infra-rood-straling
B
Röntgen-straling
C
Ultra-violet-straling
Slide 31 - Quizvraag
Sleep de onderdelen van het oog naar de juiste plek.
Hoornvlies
Netvlies
Ooglens
Iris
pupil
Glasachtig lichaam
Slide 32 - Sleepvraag
Je gaat een nieuwe rugzak kopen. Je staat voor een spiegel. in welke figuur is het spiegelbeeld goed getekend.
juist
Slide 33 - Sleepvraag
Op de ambulance staat het woord ambulance in spiegel schrift. Leg uit waarom dat zo is.
Slide 34 - Open vraag
Hoe heten het driehoekige voorwerp dat witlicht splitst in het kleurenspectrum?
(Bonuspunt voor het opschrijven van het kleurenspectrum)
(Bonuspunt voor het opschrijven van het kleurenspectrum)
Slide 35 - Open vraag
Hoe noem je de rode lijnen die langs de rand van de bal lopen?
Slide 36 - Open vraag
Op welke plek komt de schaduw van de bal te staan en waarom?
