1MHV Grammatica zinsdelen 1: pv + zinsdelen + ow

Persoonsvorm, zinsdelen en onderwerp
.



1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm, zinsdelen en onderwerp
.



Slide 1 - Tekstslide

Welke namen van zinsdelen ken je?

Slide 2 - Woordweb

Doelen
In deze les leer je de basis
voor het ontleden van een zin.
  • Je weet wat zinsdelen zijn
  • Je weet wat werkwoorden zijn
  • Je kunt de persoonsvorm vinden in een zin
  • Je kunt een zin in zinsdelen verdelen
  • Je kunt het onderwerp vinden in een zin


Slide 3 - Tekstslide

Vooraf
1. Een zin bestaat uit meerdere woorden die verschillende zinsdelen vormen.
    vb: De kat / speelt / graag / met een balletje / in de tuin.

2. In elke zin staan één of meerdere werkwoorden (DOEN of ZIJN)
    vb: Graag eet Kevin een ijsje.
          Femke zou ook wel een ijsje willen gaan eten.
          De film is erg spannend.

3. Elke zin heeft een onderwerp  (antwoord op de vraag: Wie/Wat + WG?)
    vb: De jongens gamen elke weekend.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg zinsopbouw
Een zin bestaat standaard uit twee basisdelen.
- een deel dat zegt wat de handeling is (= werkwoordelijk gezegde)
- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (= onderwerp)
   vb: Fieke tekent. 

Deze zin kun je uitbreiden door er zinsdelen aan toe te voegen. Die geven extra informatie over bijvoorbeeld: wat, wie aan wie , met wie, wanneer, waar, waarmee, waardoor?
* Fieke / tekent / graag / paarden.
* Fieke / tekent / een paard / met een potlood.
* Fieke / heeft / gisteren / voor haar oma / een paard / getekend / met een potlood.

Slide 5 - Tekstslide

Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoorden' en alles wat geen werkwoord is naar 'Geen werkwoord'.
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
goede bedoelingen
verhuizen
heb willen houden
zijn
zijn hond

Slide 6 - Sleepvraag

De persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord en vertelt vaak wat iemand aan het doen is.
Bovendien kun je aan dit woord zien in welke tijd de zin staat.
      vb: De sportieve jongens | fietsen | ’s middags | graag | in het bos.

Je kunt de persoonsvorm vinden door:
  • •    een vraagzin te maken. De persoonsvorm komt dan vooraan in de zin te staan.
  •      vb: Fietsen | de sportieve jongens | ’s middags | graag | in het bos?

  • •    De tijd in de zin te veranderen. De persoonsvorm verandert dan van vorm.
  •      vb: De sportieve jongens | fietsten | ’s middags | graag | in het bos.


Slide 7 - Tekstslide

Wat is de pv?
Dit jaar zal niemand uit deze klas blijven zitten
A
Dit jaar
B
zal
C
niemand uit deze klas
D
zitten

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de PV?

De trein stopte gisteren op het station.
A
stopte
B
gisteren
C
de trein
D
op het station

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de PV?

Ik vind het leuk op deze school.
A
ik
B
op deze school
C
vind
D
het leuk

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de PV?

Mijn oudste broer heeft jaren gevaren.
A
gevaren
B
mijn oudste broer
C
jaren
D
heeft

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de PV?

September was dit jaar erg nat.
A
dit jaar
B
nat
C
was
D
september

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de PV?

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de PV?

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen
D
ook

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de PV?

Koperen draden kunnen goed elektriciteit begeleiden.
A
goed
B
begeleiden
C
draden
D
kunnen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de PV?

Waarom zouden vrouwelijke militairen volgens jou geen generaal mogen worden?
A
waarom
B
zouden
C
mogen
D
worden

Slide 16 - Quizvraag

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
1. Je zoekt eerst de persoonsvorm (pv). Zet een streep voor en achter de pv.
2. Kijk welke werkwoorden nog meer in de zin staan. Zet voor en achter die werkwoorden samen ook een streep.
3. Alle woorden die al vóór de pv staan, vormen één zinsdeel. Je gaat de overgebleven woorden vóór de pv proberen te zetten. Dat doe je met zoveel mogelijk woorden en de zin moet blijven kloppen.
VB: 
  • De sneltekenaar kan razendsnel een spotprent maken.
  • De sneltekenaar | kan | razendsnel een spotprent maken.
  • De sneltekenaar | kan | razendsnel | een spotprent | maken.

Slide 17 - Tekstslide

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

Koala's | eten | elke dag vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Maak met de zinsdelen een goede zin
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.

Slide 22 - Sleepvraag

Maak met de zinsdelen een goede zin
Fieke
voor haar opa
had
geschreven.
een mooi gedicht

Slide 23 - Sleepvraag

Maak met de zinsdelen een goede zin
bracht
een goed boek
voor mij
Gisteren
mee
ze

Slide 24 - Sleepvraag

Maak met de zinsdelen een goede zin
Willem 2
weer
Zal
gaan winnen?
de volgende wedstrijd
tegen NAC

Slide 25 - Sleepvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
  • De vraagproef: Stel de vraag: Wie (Wat) + persoonsvorm?
De wielrenners | trainen | wekelijks | in groepsverband.
Vraag: Wie trainen? --> De wielrenners
onderwerp= De wielrenners

  • De getalsproef: Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt meervoud en andersom.
De wielrenners | trainen | wekelijks | in groepsverband.
De wielrenner | traint | wekelijks | in groepsverband. --> Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp. --> ow= De wielrenners

Slide 26 - Tekstslide

's Avonds zie je op de kermis veel verliefde stelletjes.
timer
1:00

Slide 27 - Open vraag

Op zon- en feestdagen zal de nieuwe eigenaar zijn café sluiten.
timer
0:45

Slide 28 - Open vraag

Volgens mij heeft de bakker heerlijke truffels gemaakt.
timer
0:45

Slide 29 - Open vraag

Om 7 uur 's morgens behandelt de fysiotherapeut zijn eerste patiënt.
timer
0:45

Slide 30 - Open vraag

Dit tuincentrum heeft vierkante parasols in de aanbieding.
timer
0:45

Slide 31 - Open vraag

Op de bodem van de fontein liggen duizenden muntjes.
timer
0:45

Slide 32 - Open vraag

Aan de slag!
  • Wat? Maak opdracht 2, 4, en 5 van blz 205 en opdracht 4 en 5 van blz. 209 in je schrift. Bij 4 van blz 205 mag je in je boek strepen zetten.
  • Hoe? Eerste 5 minuten in stilte, daarna mag je vragen stellen of fluisterend overleggen met degene naast je.
  • Tijd: 20 minuten
  • Klaar? Lezen in je leesboek of oefen verder met andere opdrachten uit par. 1 en 3.

Slide 33 - Tekstslide

Wat vind je nog moeilijk?
timer
1:00

Slide 34 - Open vraag

Doelen
  • Je weet dat een zin uit zinsdelen bestaat
  • Je weet dat zinsdelen uit woord(en) bestaan
  • Je weet wat werkwoorden zijn
  • Je kunt de persoonsvorm vinden
  • Je kunt een zin in zinsdelen verdelen

Slide 35 - Tekstslide

Ik weet wat zinsdelen zijn.
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Ik weet wat werkwoorden zijn.
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quizvraag

Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag

Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide