Les xx H1 - Taalverzorging- Persoonsvorm en zinsdelen

Een verslag schrijven

- Je schrijft over iets wat je hebt gezien, meegemaakt of hebt onderzocht

- Je vertelt de lezer alles wat hij/zij moet weten

- Hiervoor kun je de 5 w + h-vragen beantwoorden

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Een verslag schrijven

- Je schrijft over iets wat je hebt gezien, meegemaakt of hebt onderzocht

- Je vertelt de lezer alles wat hij/zij moet weten

- Hiervoor kun je de 5 w + h-vragen beantwoorden

Slide 1 - Tekstslide

5w+h-vragen

wie

wat

waar

wanneer

waarom

hoe


Slide 2 - Tekstslide

Zakelijk verslag

-Hierin schrijf je alleen over dingen die gebeurd zijn (feiten)


Voorbeeld:

Je schrijft over een stagedag

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijk verslag

- Hierin schrijf je feiten, persoonlijke ervaringen en gevoelens


Voorbeeld:

Voetbalwedstrijd waarin je team kampioen werd

Slide 4 - Tekstslide

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
1. Je zoekt eerst de persoonsvorm (pv). Maak de zin vragend, dan komt dit werkwoord
    vooraan in de zin te staan. Of zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.
2. Zet er een streep vóór en achter.
3. Je kijkt of er andere werkwoorden in de zin staan. Als die er zijn, zet je er ook een
    streep vóór en achter.
    Belangrijk: Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (WG)
4. Alle woorden die al vóór de pv staan, vormen één zinsdeel.
5. Je gaat de overgebleven woorden vóór de pv proberen te zetten. Dat doe je met zoveel
    mogelijk woorden en de zin moet blijven kloppen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de PV?

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen
D
ook

Slide 6 - Quizvraag

Uitleg zinsopbouw
Een zin bestaat standaard uit twee basisdelen.
- een deel dat zegt wat de handeling is (= werkwoordelijk gezegde)
- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (= onderwerp)
   vb: Fieke tekent. 

Deze zin kun je uitbreiden door er zinsdelen aan toe te voegen. Die geven extra informatie over bijvoorbeeld: wat, wie aan wie , met wie, wanneer, waar, waarmee, waardoor?
* Fieke / tekent / graag / paarden.
* Fieke / tekent / een paard / met een potlood.
* Fieke / heeft / gisteren / voor haar oma / een paard / getekend / met een potlood.

Slide 7 - Tekstslide

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

De persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord en vertelt vaak wat iemand aan het doen is.
Bovendien kun je aan dit woord zien in welke tijd de zin staat.
      vb: De sportieve jongens | fietsen | ’s middags | graag | in het bos.

Je kunt de persoonsvorm vinden door:
•    de zin vragend te maken. De persoonsvorm komt dan vooraan in de zin te staan.
     vb: Fietsen | de sportieve jongens | ’s middags | graag | in het bos?

•    De tijd in de zin te veranderen. De persoonsvorm verandert dan van vorm.
     vb: De sportieve jongens | fietsten | ’s middags | graag | in het bos.


Slide 9 - Tekstslide

Vooraf
1. Een zin bestaat uit meerdere woorden die verschillende zinsdelen vormen.
    vb: De kat / speelt / graag / met een balletje / in de tuin.

2. In elke zin staan één of meerdere werkwoorden (DOEN of ZIJN)
    vb: Graag eet Kevin een ijsje.
          Femke zou ook wel een ijsje willen gaan eten.
          De film is erg spannend.

3. Elke zin heeft een onderwerp  (antwoord op de vraag: Wie/Wat + WG?)
    vb: De jongens gamen elke weekend.

Slide 10 - Tekstslide

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de PV?

Koperen draden kunnen goed elektriciteit begeleiden.
A
goed
B
begeleiden
C
draden
D
kunnen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de PV?

De trein stopte gisteren op het station.
A
stopte
B
gisteren
C
de trein
D
op het station

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de pv?
Dit jaar zal niemand uit deze klas blijven zitten
A
Dit jaar
B
zal
C
niemand uit deze klas
D
zitten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de PV?

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de PV?

Mijn oudste broer heeft jaren gevaren.
A
gevaren
B
mijn oudste broer
C
jaren
D
heeft

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht zinsopbouw

Breid de volgende zin uit zoals de zin hierboven: 
 Arvid speelt ...

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen 
Opdracht 1 en 2 

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3


Klaar? 
maak de extra opdrachten 
timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

woordenschat 
overhoren 
Je leert over de persoonsvorm en zinsdelen
Start opdracht 
theorie persoonsvorm en zinsdelen
oefenen opdracht 1 en 2
Nederlands
Maak opdracht 1 t/m 3 
Klaar? maak de extra opdrachten 
Hoe ging het? 
Weet je nu hoe je persoonsvorm kan vinden?
Volgende keer

Maak opdracht 1 t/m 3 verder af 

Slide 20 - Tekstslide