Ontdek de wereld van voorzetsels

Ontdek de wereld van voorzetsels
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ontdek de wereld van voorzetsels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat voorzetsels zijn en hoe ze worden gebruikt in zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel aan het begin van de les om de studenten een duidelijk doel te geven om naar te streven.
Wat weet je al over voorzetsels?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorzetsels?
Voorzetsels zijn woorden die de relatie tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en andere woorden in een zin aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat voorzetsels zijn en geef voorbeelden.
Voorzetsels in gebruik
Voorzetsels worden gebruikt om de plaats, tijd, richting en andere relaties tussen woorden in een zin aan te geven.

Slide 5 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van voorzetsels die worden gebruikt om plaats, tijd en richting aan te geven.
Plaats voorzetsels
Plaats voorzetsels worden gebruikt om de locatie van iets aan te geven, zoals 'op', 'in' en 'onder'.

Slide 6 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van plaats voorzetsels en vraag de studenten om zinnen te bedenken waarin deze voorzetsels worden gebruikt.
Tijd voorzetsels
Tijd voorzetsels worden gebruikt om de tijd aan te geven, zoals 'om', 'voor' en 'na'.

Slide 7 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van tijd voorzetsels en vraag de studenten om zinnen te bedenken waarin deze voorzetsels worden gebruikt.
Richting voorzetsels
Richting voorzetsels worden gebruikt om de richting aan te geven, zoals 'naar', 'van' en 'langs'.

Slide 8 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van richting voorzetsels en vraag de studenten om zinnen te bedenken waarin deze voorzetsels worden gebruikt.
Voorzetsel zinnen
Voorzetsels kunnen ook worden gebruikt om voorzetsel zinnen te maken, zoals 'in plaats van' en 'in afwachting van'.

Slide 9 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van voorzetsel zinnen en vraag de studenten om zinnen te bedenken met verschillende voorzetsel zinnen.
Oefening
Laten we oefenen met het gebruik van voorzetsels in zinnen.

Slide 10 - Tekstslide

Geef studenten een paar zinnen om te oefenen met het gebruik van voorzetsels en laat ze hun antwoorden delen met de klas.
Veelvoorkomende voorzetsels
Er zijn veelvoorkomende voorzetsels die vaak worden gebruikt, zoals 'van', 'in' en 'op'.

Slide 11 - Tekstslide

Laat de studenten een lijst maken van veelvoorkomende voorzetsels en hun betekenis.
Voorzetsel spellingsregels
Er zijn spellingsregels voor voorzetsels, zoals 'aan' + 'het' = 'aan het'.

Slide 12 - Tekstslide

Laat de studenten de spellingsregels voor voorzetsels zien en geef voorbeelden.
Samenvatting
Voorzetsels zijn woorden die de relatie tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en andere woorden in een zin aangeven. Ze worden gebruikt om plaats, tijd, richting en andere relaties tussen woorden in een zin aan te geven.

Slide 13 - Tekstslide

Herhaal het belangrijkste wat de studenten moeten onthouden over voorzetsels en beantwoord eventuele vragen die ze nog hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.