M2 11 Grammatica H19 meewerkend voorwerp

Vandaag
Lezen
Herhaling H19 lijdend voorwerp
Uitleg H19 meewerkend voorwerp
Aan de slag: keuzebord


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Lezen
Herhaling H19 lijdend voorwerp
Uitleg H19 meewerkend voorwerp
Aan de slag: keuzebord


Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vindt in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Heb je het begrepen? Steek 1, 2 of 3 vingers op. 
Welk woord is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?

De ouders kochten een cadeau voor hun jarige kind. 

1) de ouders
2) een cadeau
3) hun jarige kind








Slide 4 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Niet alle zinnen hebben een lijdend voorwerp!

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

1. Noteer het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde
2. Stel de vraag: Wat of Wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Antwoord = lijdend voorwerp
Maak aantekeningen!

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Stel de vraag: Wie of Wat + WG + OW

Tom | leest | een mooi boek | in zijn vrije tijd. 

werkwoordelijk gezegde?
onderwerp?
Wie/Wat + WG + OW: Wat lees Tom?
lijdend voorwerp: ..........
PV/WG
OW

Slide 6 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. 
Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin.

Om het meewerkend voorwerp te vinden is het belangrijk dat je de zinsdelen in de juiste volgorde kunt ontleden. 
1. Je begint met het zoeken van de persoonsvorm en het onderwerp van de zin.
2. Vervolgens verdeel je de zin in zinsdelen.
3. Daarna zoek je het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp op.

Pas als je al het bovenstaande begrijpt, ga je verder met het meewerkend voorwerp.



Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:

meewerkend voorwerp: aan/voor wie + (werkwoordelijk) gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp) 

Let op: Het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.


Slide 8 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.
stap 1) pv: heeft
stap 2) zinsdelen maken
stap 3) wg: heeft gegeven
stap 4) ow: wie/wat heeft gegeven? hij
stap 5) lv: wie/wat heeft hij gegeven? een cadeau
stap 6) mw: aan (of voor) wie heeft hij een cadeau gegeven? aan Sanne

Let op: in deze zin kun je eenvoudig het voorzetsel ‘aan’ weglaten: ‘Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.’ Als dat kan, weet je dus al dat je te maken hebt met een meewerkend voorwerp.


Slide 9 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Vorige week wilden Bart, Kees en Ben een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.

stap 1) pv: wilden
stap 2) zinsdelen maken
stap 3) wg: wilden gaan kopen
stap 4) ow: wie/wat wilden: Bart, Kees en Ben
stap 5) lv: wie/wat wilden Bart, Kees en Ben gaan kopen: een cadeaubon
stap 6) mv: voor (of aan) wie wilden Bart, Kees en Ben een cadeaubon gaan kopen: voor de jarige juf

Slide 10 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Ik hang mijn jas aan de kapstok.

pv: hang
zinsdelen maken
wg: hang
ow: wie/wat hang(t): ik
lv: wie/wat hang ik: mijn jas
mv: aan/voor wie hang ik: geen mv in deze zin!

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag: keuzebord
Huiswerk nakijken: H19 opdr. 5 t/m 8 of de 5 zinnen (feedback buur)

Vind je dit nog lastig? Maak H19 opdr. 8: noteer het meewerkend voorwerp. Bekijk ook de filmpjes op dia 16. 
Maak H19 opdr. 11. Gebruik de zinsdelen: pv, ow, wg, lv, mv.
Hoe: je mag met je buur overleggen, maar doe dit zachtjes. 

Beheers je de stof? 
Maak de verdiepende opdracht creatief schrijven op dia 13 t/m 15.


Slide 12 - Tekstslide

Verdiepende opdracht creatief schrijven
stap 1
Schrijf een korte creatieve tekst (minimaal 150 woorden) waarin je bewust gebruikmaakt van lijdende en meewerkende voorwerpen. Je mag kiezen uit de volgende onderwerpen:

Een dag uit het leven van een beroemd persoon
Een spannend avontuur in een onbekende stad
Een bijzondere ontmoeting met een onbekende

Gebruik minimaal vijf zinnen met een lijdend voorwerp en minstens drie zinnen met een meewerkend voorwerp. Let op de spelling, grammatica en interpunctie. 

Lees verder op de volgende dia.

Slide 13 - Tekstslide

Verdiepende opdracht creatief schrijven
stap 1 vervolg
💡 Tip: Onderstreep het lijdend voorwerp en zet het meewerkend voorwerp tussen haakjes.

Voorbeeld:

Mijn broer kocht een prachtige fiets voor zijn verjaardag.
De verkoper gaf (hem) een mooie korting.

Slide 14 - Tekstslide

Verdiepende opdracht creatief schrijven
stap 2 teksten uitwisselen en feedback geven
Wissel je tekst uit met een klasgenoot.
Lees elkaars tekst aandachtig door.
Controleer of de ander lijdende en meewerkende voorwerpen correct heeft gebruikt.

Geef feedback op de volgende punten:
Spelling, grammatica en interpunctie. 
Schrijf minimaal drie verbeterpunten.

Slide 15 - Tekstslide

Volgende les
H19 bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- meewerkend voorwerp

Vertel.....

Slide 18 - Tekstslide