Ik lees een boek.
Wij lezen een boek.
De man kijkt tv.
De mannen kijken tv.
De meeuw pakt zijn prooi.
De meeuwen pakken hun prooi.
De jongen eet een broodje.
De jongens eten een broodje.
Als het onderwerp verandert, verandert ook het werkwoord.
Het werkwoord dat verandert als de persoon verandert, noemen we een PersoonsVorm.