In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Inflatie vs Deflatie: Wat is het verschil?
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les zullen studenten het verschil tussen inflatie en deflatie begrijpen en in staat zijn om een voorbeeld te geven van elk.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet je al over inflatie en deflatie?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Inflatie
Inflatie is de stijging van de prijzen van goederen en diensten in een economie gedurende een bepaalde periode.
Slide 4 - Tekstslide
Beschrijf kort wat inflatie is en geef een voorbeeld.
Oorzaken van inflatie
Inflatie kan worden veroorzaakt door een toename van de geldhoeveelheid in omloop, een afname van het aanbod van goederen en diensten, of een combinatie van beide.
Slide 5 - Tekstslide
Beschrijf kort de oorzaken van inflatie en geef voorbeelden van elk.
Effecten van inflatie
Inflatie kan leiden tot een daling van de koopkracht van geld, waardoor het moeilijker wordt om goederen en diensten te kopen.
Slide 6 - Tekstslide
Beschrijf kort de effecten van inflatie en geef voorbeelden van elk.
Deflatie
Deflatie is de daling van de prijzen van goederen en diensten in een economie gedurende een bepaalde periode.
Slide 7 - Tekstslide
Beschrijf kort wat deflatie is en geef een voorbeeld.
Oorzaken van deflatie
Deflatie kan worden veroorzaakt door een afname van de geldhoeveelheid in omloop, een toename van het aanbod van goederen en diensten, of een combinatie van beide.
Slide 8 - Tekstslide
Beschrijf kort de oorzaken van deflatie en geef voorbeelden van elk.
Effecten van deflatie
Deflatie kan leiden tot een stijging van de koopkracht van geld, waardoor het gemakkelijker wordt om goederen en diensten te kopen.
Slide 9 - Tekstslide
Beschrijf kort de effecten van deflatie en geef voorbeelden van elk.
Inflatie vs deflatie
Het belangrijkste verschil tussen inflatie en deflatie is dat inflatie de prijzen van goederen en diensten verhoogt, terwijl deflatie de prijzen van goederen en diensten verlaagt.
Slide 10 - Tekstslide
Vergelijk kort de verschillen tussen inflatie en deflatie en geef voorbeelden van elk.
Casus
Stel je voor dat je een spaarrekening hebt met 1000 euro. Als gevolg van inflatie neemt de waarde van geld elk jaar met 2% af. Hoeveel is jouw spaarrekening over 5 jaar waard?
Slide 11 - Tekstslide
Presenteer de casus en geef studenten de tijd om deze op te lossen.
Oplossing casus
De waarde van jouw spaarrekening na 5 jaar is ongeveer 907 euro.
Slide 12 - Tekstslide
Geef de oplossing van de casus en bespreek de uitkomst met de klas.
Exit ticket
Kies een product en beschrijf hoe de prijs van dit product zal worden beïnvloed door inflatie en deflatie.
Slide 13 - Tekstslide
Gebruik dit als een exit ticket om te beoordelen of studenten het verschil tussen inflatie en deflatie begrijpen.
Bronnen
Voeg hier de bronnen toe die zijn gebruikt bij het maken van deze les.
Slide 14 - Tekstslide
Vermeld de bronnen die zijn gebruikt bij het maken van deze les voor studenten die meer willen lezen over het onderwerp.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.