alle examenstof herhalen

GEEN kenmerk van de marktvorm volkomen concurrentie is ...
A
veel aanbieders
B
heterogeen product
C
vrije toe- en uittreding
D
transparante markt
1 / 37
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

GEEN kenmerk van de marktvorm volkomen concurrentie is ...
A
veel aanbieders
B
heterogeen product
C
vrije toe- en uittreding
D
transparante markt

Slide 1 - Quizvraag

Om welke marktvorm
gaat het hier?
A
Monopolie
B
Volkomen mededinging
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 2 - Quizvraag

wat is GEEN kenmerk van de monopolistische concurrentie?
A
Veel aanbieders
B
Zowel homogeen als heterogeen goed
C
vrije toetreding
D
niet transparant

Slide 3 - Quizvraag

Waaraan kun je in de grafiek herkennen dat het gaat om een volkomen concurrentie?
A
horizontaal lopende GTK-lijn
B
aflopende GTK-lijn
C
horizontaal lopende GO-lijn
D
aflopende GO-lijn

Slide 4 - Quizvraag

collectieve goederen zijn niet rivaliserend
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Maximale winst wordt behaald bij:
A
50 stuks
B
100 stuks
C
200 stuks
D
150 stuks

Slide 6 - Quizvraag

Break-even point is?
A
TO - TK
B
MO - MK
C
TO = TK
D
GO = GTK

Slide 7 - Quizvraag

Snelwegen zijn collectieve goederen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

maximale winst als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
TO-TK
D
Qa=Qv

Slide 9 - Quizvraag

Winst is?
A
Toegevoegde waarde op een product
B
verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs
C
Omzet x prijs
D
BTW

Slide 10 - Quizvraag

een maximumprijs is er om de producent te beschermen
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Bij een maximumprijs ontstaat er een ....
A
aanbodoverschot
B
aanbodtekort
C
vraagoverschot
D
vraagtekort

Slide 12 - Quizvraag

Leidt een octrooi tot een welvaartstoename, of welvaartsverlies op korte termijn?
A
Welvaartsverlies, omdat de prijs hoger is dan wanneer er volkomen concurrentie zou zijn.
B
Welvaartsverlies, omdat andere bedrijven nu het product kunnen maken en dus geen inkomsten hebben.
C
Welvaartstoename, omdat het zorgt voor innovaties.
D
Welvaartstoename, omdat er nu maar één aanbieder en dus maar één prijs is.

Slide 13 - Quizvraag

Als de prijselasticiteit van de vraag -0,5 bedraagt en de vraag met 3% gedaald is, dan…


A
is de prijs met 1,5% gestegen
B
is de prijs met 6% gestegen
C
is de prijs met 1,5% gedaald
D
is de prijs met 6% gedaald

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van maatschappelijke kosten?
A
Als een bedrijf Failliet gaat, moeten wij de openstaande kosten betalen.
B
Als een bedrijf afval dumpt in de rivier en de overheid de schoonmaakkosten hiervoor betaalt.
C
Consumenten die bezorgkosten betalen om hun pakketje te laten bezorgen.
D
Als wij iets kopen, moeten we BTW betalen.

Slide 15 - Quizvraag

Prijselasticiteit = -3.
Dit bedrijf moet haar prijzen verlagen om de omzet te verhogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Lorenzcurve is bedoeld als middel om:
A
duidelijk te maken hoe oneerlijk inkomens zijn verdeeld
B
aan te geven hoe inkomsten zijn verdeeld over bevolking in een land
C
aan te geven hoe het vermogen is verdeel over de bevolking in een land
D
aan te geven hoe inkomens of vermogen is verdeeld over bevolking in een land

Slide 17 - Quizvraag

Verplichte-solidariteit wordt bepaald door:
A
de verzekeringsnemer
B
de verzekeringsmaatschappij
C
de overheid
D
de banken

Slide 18 - Quizvraag

Moreel wangedrag kan een verzekeraar voorkomen door:
A
Risicospreiding
B
Acceptatieplicht
C
Eigen risico
D
Premiedifferentiatie

Slide 19 - Quizvraag

Er is hoogconjunctuur. De overheid voert een procyclisch beleid. Welke maatregel zullen ze nemen?
A
Belasting verlagen
B
Rente verhogen
C
Overheidsuitgaven verlagen
D
Rente verlagen

Slide 20 - Quizvraag

Inkomens kun je nivelleren met een ......... belastingtarief
A
Degressief
B
Progressief
C
Proportioneel
D
Geen van allen

Slide 21 - Quizvraag

Kijk naar de grafiek.
Wat geeft de paarse Lorenz curve aan ?
A
de armste 30% van de mensen verdient 30% van het inkomen
B
de armste 30% van de mensen verdient 3% van het inkomen
C
de rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
de rijkste 30 % van de mensen verdient 60% van het inkomen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is géén verschijnsel bij hoogconjunctuur?
A
Hoge bestedingen
B
Lage werkeloosheid
C
Lage vacatures
D
Hoge productiegraad

Slide 23 - Quizvraag


Is er sprake van een gevangenendilemma?
A
Nee, want de uitkomst is optimaal (25/20)
B
Nee want er is alleen een betere optie voor 1
C
ja, er is een betere optie voor beiden (25/20)
D
Ja, want ze hebben beide een dominante strategie

Slide 24 - Quizvraag

wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten

Slide 25 - Quizvraag

Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
pensioen volgens het omslagstelsel
D
het krijgen van een uitkering

Slide 26 - Quizvraag

Het bbp wordt vaak gebruikt als indicator voor de welvaart. Dit is geen perfecte maatstaf, waar wordt geen rekening mee gehouden?
A
Externe effecten en inkomen vanuit buitenland
B
Externe effecten en inkomen door huur
C
Externe effecten en inkomen uit de informele sector
D
Externe effecten en inkomen uit de formele sector

Slide 27 - Quizvraag

Bij het kapitaaldekkingsstelsel worden de premies, betaald door de jongeren, direct overgeheveld naar de ouderen
A
Waar
B
Onwaar

Slide 28 - Quizvraag

Wat is GEEN goed middel om averechtse selectie tegen te gaan?
A
Premie-differentiatie
B
Verplicht stellen verzekering
C
Bonus-malusladder
D
Ze zijn allemaal goed

Slide 29 - Quizvraag

Het is laagconjunctuur. De maatschappelijke geldhoeveelheid neemt toe. Wat gebeurt er volgens Fisher dan?
A
dan zal P toenemen
B
dan zal V toenemen
C
dan zal Y toenemen
D
dan zal P dalen.

Slide 30 - Quizvraag

Bezoek van de Amerikaanse toeristen wordt als inkomsten geregistreerd op de (1) van de Arubaanse betalingsbalans.

Bij 1
A
Kapitaalrekening
B
Lopende rekening

Slide 31 - Quizvraag

De banken verlagen de maatschappelijke geldhoeveelheid (M). Wat gebeurt er volgens Fisher op lange termijn?
A
P zal dalen
B
V zal dalen
C
Y zal dalen
D
Y zal stijgen

Slide 32 - Quizvraag

loonstarheid kan werkloosheid veroorzaken. Omdat..
A
de lonen niet kunnen stijgen als er veel aanbod is
B
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
C
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
D
de lonen niet kunnen dalen als er weinig vraag is

Slide 33 - Quizvraag

In de economische kringloop verdienen we geld aan het buitenland door:
A
Y
B
I
C
E
D
M

Slide 34 - Quizvraag

Import van Amerikaanse goederen wordt als (3) geregistreerd op de lopende rekening van de Arubaanse betalingsbalans
Bij 3
A
inkomsten
B
uitgaven

Slide 35 - Quizvraag

Is er een tekort of een overschot op het saldo lopende rekening?
A
tekort
B
overschot

Slide 36 - Quizvraag

In de economische kringloop staat deze letter voor inkomen van gezinnen:
A
Y
B
I
C
E
D
M

Slide 37 - Quizvraag