3.7 Grammatica - les 2

Welkom!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-Fragment uit Zonder titel
-Begin maken met 3.7 Grammatica

Slide 2 - Tekstslide

Zonder titel
Joshua voelt zich ongelukkig. Hij mist zijn vriendin Zivan, die met haar ouders is terugverhuisd naar haar geboorteland Irak. Waarom reageert ze niet meer op zijn berichtjes? Hij begrijpt het niet. Ook op school gaat het niet zo lekker. Hij is van 2 havo overgestapt naar 3 vmbo. In zijn klas zit een groepje hangjongeren, aangevoerd door Sergio. En juist Sergio wil iets van hem.

Slide 3 - Tekstslide

Fragment
Als de bel gaat, wil Joshua zich liever verstoppen in plaats van opendoen.
a. Waar is Joshua bang voor?
b. Joshua is verbaasd over hoe Sergio zich               gedraagt. Hij had verwacht dat Sergio                  anders zou doen. Welk gedrag verbaast                hem?
c.  Een vooroordeel is een mening of een idee         over iemand hebben zonder te weten of het       eigenlijk klopt. Welke vooroordelen hebben        Joshua en Sergio over elkaar?

Slide 4 - Tekstslide

Fragment
Joshua en Sergio noemen elkaar niet bij hun naam, maar geven elkaar een bijnaam.
a. Hoe vindt Joshua het dat ‘Rembrandt’ wordt      genoemd?
b. Hoe reageren Sergio en Dylan als Joshua            ‘Badr’ tegen Sergio zegt?
c. Geven mensen elkaar alleen maar bijnamen 
    als ze elkaar willen pesten? Wat zou jij ervan 
     vinden als je een bijnaam kreeg?


Slide 5 - Tekstslide

Fragment
Joshua is van plan om Zivan elke dag een ‘onmiddellijk verwijderd’ bericht te sturen in de hoop dat ze nieuwsgierig wordt.
a.  Denk je dat Zivan sneller gaat antwoorden          op Joshua’s berichtjes door deze actie?                Licht je antwoord toe.
b.  Hoe reageer jij als je op WhatsApp leest ’Dit      bericht is verwijderd’? Licht je antwoord toe.



Slide 6 - Tekstslide

3.7 Grammatica
Ik kan de lijdende en bedrijvende vorm herkennen en gebruiken.

Slide 7 - Tekstslide

Lijdende of bedrijvende vorm?

Het pakketje werd door de bezorger opgehaald.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 8 - Quizvraag

Lijdende of bedrijvende vorm?

Mijn moeder werkt op maandagen.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 9 - Quizvraag

Lijdende of bedrijvende vorm?

Er is gisteren bij hem ingebroken.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 10 - Quizvraag

Bedrijvende vorm of in de lijdende vorm?

Ik ben geen groot liefhebber van poëzie.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm?
A
In de bedrijvende vorm is het onderwerp van de zin de handelende persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp de handeling ondergaat.
B
Er is geen verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm.
C
In de bedrijvende vorm is het onderwerp altijd een persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp van de zin altijd een dier of een ding is.

Slide 12 - Quizvraag

Bedrijvende vorm
Jara laat de hond uit.
In deze zin is Jara het onderwerp. Zij doet iets: zij laat de hond uit.
In deze zin verricht het onderwerp de handeling uit het werkwoordelijk gezegde. Zo’n zin noemen we bedrijvend of actief.

Andere voorbeelden van bedrijvende zinnen:
De docent legt het meewerkend voorwerp uit.
De leerlingen maken de oefeningen.

Slide 13 - Tekstslide

Lijdende vorm
De hond wordt uitgelaten.

In deze zin is de hond het onderwerp. Dit onderwerp doet zelf niets. In deze zin ondergaat het onderwerp de handeling van het werkwoordelijk gezegde. Zo’n zin noemen we lijdend of passief.

Andere voorbeelden van lijdende zinnen:
Het meewerkend voorwerp wordt uitgelegd.
De oefeningen worden gemaakt.

Slide 14 - Tekstslide

Van bedrijvend naar lijdend
Van een bedrijvende zin waarin een lijdend voorwerp staat, kun je een lijdende zin maken. Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt het onderwerp van de lijdende zin.

Jara | laat | de hond | uit.                           De hond | wordt | uitgelaten | door Jara.

 


Slide 15 - Tekstslide

Door-bepaling
De hond wordt uitgelaten door Jara.

In sommige passieve zinnen staat informatie over wie de handeling uit het werkwoordelijk gezegde verricht. Het zinsdeel met door maakt duidelijk wie iets doet. Dit noemen we een door-bepaling. De door-bepaling benoemen we in de zinsontleding als bijwoordelijke bepaling (bwb).

 


Slide 16 - Tekstslide

Lijdende vorm
Lijdende zinnen bestaan altijd uit een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn + voltooid deelwoord:
-In de onvoltooide tijd staat altijd worden/werden + voltooid deelwoord
   De hond wordt door Jara uitgelaten. (o.t.t.)
   De hond werd door Jara uitgelaten. (o.v.t.)
-In de voltooide tijd staat altijd zijn/waren + voltooid deelwoord.
  De hond is door Jara uitgelaten. (v.t.t.)
  De hond was door Jara uitgelaten. (v.v.t.)

 



Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken lijdende vorm
1 Het onderwerp doet zelf niets, maar ondergaat de handeling.
2 Er staat een door-bepaling in, of die kun je erbij bedenken.
3 De zin bevat een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn + voltooid 
   deelwoord.

 



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

3.8 Grammatica
Ik kan koppelwerkwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Startpdracht
3.8 opdracht 1

Slide 21 - Tekstslide