Havo hoofdstuk 4

Havo scheikunde
Hoofdstuk 4: Moleculaire stoffen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Havo scheikunde
Hoofdstuk 4: Moleculaire stoffen

Slide 1 - Tekstslide

H4.1 vanderwaalsbinding

Slide 2 - Tekstslide

H4.2 waterstofbruggen

Slide 3 - Tekstslide

H4.3 moleculaire stoffen mengen

Slide 4 - Tekstslide

H4.4 percentage, ppm en pub

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen H4

Slide 6 - Tekstslide

Welke bindingen worden verbroken bij het koken van deze stof?
A
waterstofbruggen
B
waterstofbruggen en vanderwaals-bindingen
C
vanderwaals-bruggen
D
vanderwaals-bindingen.

Slide 7 - Quizvraag

Welke bindingen worden verbroken bij elektrolyse van water
A
atoom, vanderwaals, waterstofbrug
B
atoom
C
atoom,waterstofbrug
D
vanderwaals, waterstofbrug

Slide 8 - Quizvraag

Welke bindingen worden verbroken bij verbranden van magnesium?
A
vanderwaals en metaal
B
alleen metaal
C
ion
D
metaal en atoom

Slide 9 - Quizvraag

Welke moleculen zijn moleculaire stoffen?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
H2O
B
MgCl2
C
C18H34O2
D
NaCl

Slide 10 - Quizvraag

Hoe sterk is een waterstofbrug ten opzichte van een atoombinding?
A
Een waterstof brug is 2x zo sterk als een atoombinding.
B
Een waterstofbrug is even sterk al een atoombinding
C
Een waterstofbrug is 1/2 zo sterk als een atoombinding
D
Een waterstofbrug is 1/10 van de sterkte van een atoombinding.

Slide 11 - Quizvraag

In welke afbeelding
is de waterstofbrug
op de juiste manier getekend?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quizvraag

Welke bindingen kunnen zich TUSSEN moleculen van moleculaire stoffen bevinden
A
atoombinding, v/dWaalsbinding, H-brug
B
dipool-dipool binding, v/dWaalsbinding, H-brug, molecuulbinding
C
covalente binding, polaire binding, v/dWaalsbinding
D
v/dWaalsbinding, H-brug, dipool-dipool binding, polaire atoombinding

Slide 13 - Quizvraag

De ionbinding kan opgevat worden als een extreem polaire atoombinding. Welke binding heeft het meest het karakter van een ionbinding?
A
de binding tussen Al en As
B
de binding tussen Al en N
C
de binding tussen Al en O
D
de binding tussen Al en Se

Slide 14 - Quizvraag

Welke stof bevat een polaire atoombinding
A
methaan
B
Stikstof
C
propanol
D
propaan

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kun je op microniveau herkennen of het om een zuur-base-, neerslag of redoxreactie gaat?
Sleep de definities onder het juiste reactietype.
zuur-base reactie     neerslagreactie      redoxreactie
overdracht e-
overdracht H+
gehydrateerde ionen gaan naar ionrooster

Slide 16 - Sleepvraag

Hydrofiel
Hydrofoob

Slide 17 - Sleepvraag

1. Een vaste stof in een vloeistof die niet mengen
2. Een vaste stof in een vloeistof die wel mengen
3. Een vloeistof in een vloeistof die niet mengen
4. Een vloeistof die makkelijk oplost in water
5. Een vloeistof die moeilijk oplost in water
6. Een hulp stof die er wel voor zorgde dat een emulsie mengt.
Emulsie
Oplossing
Emulgator
Suspensie
Hydrofoob
Hydrofiel

Slide 18 - Sleepvraag

Rangschrik de volgende stoffen op kookpunt:
(slepen)
Kaliumoxide
Chloor
Butaan-1-ol
Butaan

Slide 19 - Sleepvraag

In 250 gram Red Bull is 0,1 gram cafeïne opgelost. Wat is het percentage cafeïne in Red Bull?
A
0,01%
B
4%
C
25%
D
0,04%

Slide 20 - Quizvraag

De concentratie van CO2 was 0,037%. Hoeveel ppm stelt dit voor?
A
3,7
B
37
C
370
D
3700

Slide 21 - Quizvraag

Aan boord van het schip ‘de Terror’ stierven halverwege de 19e eeuw 129 mensen aan een loodvergiftiging. Een haar van een overledene bevatte 500 ppm lood terwijl een haar onder normale omstandigheden slechts 5 ppm bevat. Stel dat het gehalte in de haren hetzelfde is als in het gehele lichaam. Hoeveel mg lood bevond zich dan in het lichaam van de overledene als hij 85 kg woog?
A
0,059 mg
B
0,85 mg
C
58,8 mg
D
850 mg

Slide 22 - Quizvraag

Het volumepercentage alcohol in wijn is 14,5 %. Hoeveel alcohol zit in 2 liter wijn?
A
0,29 liter
B
0,14 liter
C
14,5 liter
D
1 liter

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noem je een troebel mengsel van twee vloeistoffen?
A
oplossing
B
emulsie
C
suspensie
D
emulgator

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heet het mengsel van een vloeistof in een gas?
A
schuim
B
rook
C
oplossing
D
nevel

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noem je een troebel mengsel van een vloeistof met een vaste stof?
A
Suspensie
B
Emulsie
C
Nevel
D
Rook

Slide 26 - Quizvraag