Buis buigen en Draad lassen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Produceren, Installeren en EnergieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke soorten buis voor elektrotechniek ken jij?

Slide 2 - Open vraag

A B C
A
A = PVC buis B = Hostalit buis C = Stalen buis
B
A = Stalen buis B = PVC buis C = Hostalit buis
C
A = Hostalit buis B = PVC buis C = Stalen buis

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Welke afstanden tussen twee beugels houden we aan bij gladde buis:


A
Horizontaal: 40 cm Verticaal: 40 cm
B
Horizontaal: 50 cm Verticaal: 50 cm
C
Horizontaal: 50 cm Verticaal: 40 cm
D
Horizontaal: 40 cm Verticaal: 50 cm

Slide 5 - Quizvraag

Welke afstanden tussen twee beugels houden we aan bij flexibele buis:


A
Horizontaal: 40 cm Verticaal: 40 cm
B
Horizontaal: 30 cm Verticaal: 30 cm
C
Horizontaal: 30 cm Verticaal: 40 cm
D
Horizontaal: 40 cm Verticaal: 30 cm

Slide 6 - Quizvraag

Dit is een??
A
Trekdoos
B
Sok
C
Einddoos
D
T-doos

Slide 7 - Quizvraag

A B
A
A is een sok voor flexibele buis
B
B is een sok voor gladde buis
C
Je kan deze sokken voor alle buizen gebruiken

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Symbool voor weerstand = R
Eenheid wordt aangegeven in Ohm
Het symbool voor Ohm = Ω

Slide 10 - Tekstslide

Weerstand is de kracht die een stroom tegenwerkt, hoe LAGER de weerstand hoe HOGER de stroom
Op het moment dat er een stroom loopt wil de stroom zo snel mogelijk van de + naar de - lopen. Door de draad ertussen en bijvoorbeeld een lampje wordt de stroom tegengewerkt. Als je het lampje ertussen uithaalt heb je alleen de draad als verbinding. De draad heeft een lage weerstand, bijna 0 ohm, en zal als deze tussen de + en de - wordt aangesloten kortsluiting veroorzaken. Hetzelfde gebeurt als je dit bij een wcd doet, dan springt in de groepenkast de zekering.

Slide 11 - Tekstslide

Vervangen we nu de koperdraad door een lampje dan zal er geen kortsluiting optreden maar zal het lampje gaan branden, dit komt omdat het lampje een bepaalde weerstand heeft
deze weerstand kunnen we berekenen

Slide 12 - Tekstslide

U = I x R

Deze wet is genoemd naar de Duitse natuurkundige Georg Ohm, die een verband legt tussen spanning, stroomsterkte en weerstand.


Hierin is:
U = de spanning, in dit geval die van de batterij
I = de stroom door de lamp
R = de weerstand van de gloeidraad van de lamp
Volgens deze wet is de stroom door een geleider (een weerstand) evenredig met de spanning over de weerstand van die geleider.


Slide 13 - Tekstslide

𝑅=𝑈/𝐼 of 𝐼=𝑈/𝑅 of 𝑈=𝐼 𝑥 𝑅 

U = de spanning, 
I = de stroom 
R = de weerstand 

Slide 14 - Tekstslide


We gaan de Wet van Ohm toepassen
U = 1,5 Volt
I = 1 Ampere
We willen R weten
R = U : I
R = 1,5 : 1
R = 1,5 ohm
 

Slide 15 - Tekstslide

I = 1,2 Amp
R = 24 Ohm
U = ..... Volt
A
U = 36 volt
B
U = 20 volt
C
U = 0,05 volt
D
U = 28,8 volt

Slide 16 - Quizvraag


We gaan de Wet van Ohm toepassen
R = 24 Ohm
I = 1,2 Ampere
We willen U weten
U = I x R
U = 1,2 x 24
U = 28,8 Volt

Slide 17 - Tekstslide

U = 6 Volt
I = 0,5 Amp
R = ..... Ohm
A
R = 12 Ohm
B
R = 3 Ohm
C
R = 0,3 Ohm
D
R = 1,2 Ohm

Slide 18 - Quizvraag


We gaan de wet van Ohm toepassen
U = 6 Volt
I = 0,5 Amp
We willen R weten
R = U : I
R = 6 : 0,5
R = 12 Ohm 

Slide 19 - Tekstslide

U = 18 Volt
R = 36 Ohm
I = .... Amp
A
I = 54 Amp
B
I = 0,5 Amp
C
I = 2 Amp
D
I = 18 Amp

Slide 20 - Quizvraag


We gaan de wet van Ohm toepassen
U = 18 Volt
R = 36 Ohm
We willen I weten
I = U : R
I = 18 : 36
I = 0,5 Amp

Slide 21 - Tekstslide





Bereken de spanning bij a, b en c
A
a = 4,7 Volt b = 60 Volt c = 57,2 Volt
B
a = 47 Volt b = 60 Volt c = 672 Volt
C
a = 47 Volt b = 6 Volt c = 67,2 Volt

Slide 22 - Quizvraag






Bereken de stromen bij a, b en c

A
a = 4 Amp b = 0,5 Amp c = 10 Amp
B
a = 0,25 Amp b = 2 Amp c = 0,1 Amp
C
a = 576 Amp b = 72 Amp c = 1440 Amp

Slide 23 - Quizvraag






Bereken de weerstandswaarde
A
a = 16 Ohm b = 24 Ohm c = 8 Ohm
B
a = 0,25 Ohm b = 0,16 Ohm c = 0,5 Ohm
C
a = 4 Ohm b = 6 Ohm c = 2 Ohm

Slide 24 - Quizvraag

Een installatiedraad heeft een lengte van 5 meter. 
Je gaat deze vervangen voor een draad met een dwarsdoorsnede die vier keer zo groot is. 
De weerstand van die draad wordt dan 4 keer kleiner.
 
Een installatiedraad heeft een lengte van 5 meter. 
Je gaat deze vervangen voor een draad die twee keer zo lang is. 
De weerstand van die draad wordt dan 2 keer zo groot.

Slide 25 - Tekstslide

We hebben in een schakeling een koolstofweerstand van 20 Ω opgenomen. Deze weerstand vervangen we door een weerstand van 100 Ω. Hoe groot wordt dan de stroom in die schakeling? De spanning blijft gelijk
A
De stroom blijft gelijk
B
De stroom wordt 5 keer kleiner
C
De stroom wordt 5 keer groter
D
Dat kan je zo niet beantwoorden

Slide 26 - Quizvraag

De spanning blijft gelijk. De weerstand wordt 5 x zo groot
We gaan I berekenen bij een spanning van 12 Volt:
I = U : R                                                       I = U : R
I = 12 : 20                                                   I = 12 : 100
I = 0,6 Amp                                               I = 0,12 Amp

Slide 27 - Tekstslide