Cursus 3 - Fictie - paragraaf 1 - fictie en non-fictie

Nederlands week 4
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 60
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands week 4
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 60
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


Slide 1 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Programma deze les
  • Huiswerk nakijken van de vorige les
  • Doel van deze les
  • Voorkennis
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Huiswerk volgende week les

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Huiswerk vorige les: 
Er was geen huiswerk deze les, omdat we de toets hadden.

Slide 4 - Tekstslide

Doel
Ik leer wat fictie is.

Slide 5 - Tekstslide

Voorkennis
Hoe kun je checken of je een -t of een -d op het einde van een woord moet gebruiken?


Antwoord
Door het woord langer te maken (= verlengproef).

Slide 6 - Tekstslide

Voorkennis
Moet je een -t of een -d gebruiken bij:
klan...     /     kwar...     /     noo...stop


Antwoord
klanten   /   kwarten   /   noodstop

Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis
Welke 3 doelen van een schrijver heb je geleerd?
Antwoord
Informatie geven, iets leren/uitleggen, iemand overtuigen

Slide 8 - Tekstslide

Instructie 
We maken vandaag een start met cursus 3 Fictie.

Fictie gaat over verhalen en gedichten. Je leert bijvoorbeeld iets over de schrijfstijl van een verhaal en over een hoofdpersoon. Aan het einde van deze cursus lezen we samen een boek en maken we er vragen bij. 

Slide 9 - Tekstslide

Instructie 
Verhalen en gedichten kun je verdelen in:

  • fictie
  • non-fictie


Slide 10 - Tekstslide

Instructie 
FICTIE
Betekenis
Verhalen en gedichten die verzonnen zijn door de schrijver

Doel:
Amuseren: de schrijver wil dat je het verhaal/gedicht mooi, grappig of zielig vindt

Slide 11 - Tekstslide

Instructie 
Als je een verhaal leest dat echt helemaal niet gebeurd kan zijn, dan noem je dat een fantasieverhaal. Denk bijvoorbeeld aan Harry Potter!

Als je een verhaal leest dat best weleens gebeurd kan zijn, dan noem je dat een realistisch verhaal

Slide 12 - Tekstslide

Instructie 
NON-FICTIE
Betekenis
Verhalen en gedichten met informatie erin

Doel:
Iets leren, informatie geven, iets uitleggen, iemand overtuigen van je mening

Slide 13 - Tekstslide

Instructie 

Slide 14 - Tekstslide

Instructie
We kijken het instructiefilmpje

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Aan de slag
Ga aan de slag met opdracht 2 t/m 7 op bladzijde 60-66.

Ben je klaar? Kies uit:
- ga lezen in je leesboek

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk

Maandag 27 januari:

- maak opdracht 2 t/m 7 op bladzijde 60-66

Slide 18 - Tekstslide