Leer betere alinea's schrijven

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga rustig zitten en begin met lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leer betere alinea's schrijven

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van deze les kan je betere alinea's schrijven. 
Door:
 variatie in zinslengte te gebruiken 
synoniemen en verwijswoorden te gebruiken

Slide 8 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les en wat de studenten zullen leren.
Wat weet jij al over het schrijven van alinea's?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Alinea's
Een alinea is een groep zinnen die samen 1 onderwerp bespreken.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat een alinea is en waarom het belangrijk is om ze goed te schrijven.
Variatie in zinslengte
Door te variëren in zinslengte maak je je alinea's interessanter om te lezen. Lange zinnen kunnen worden afgewisseld met korte zinnen.

Gebruik maximaal 13  woorden.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit waarom variatie in zinslengte belangrijk is en geef voorbeelden van lange en korte zinnen.
Synoniemen
Synoniemen zijn woorden die dezelfde betekenis hebben. Zo voorkom je dat je steeds dezelfde woorden herhaalt.

Voorbeeld: hardlopen, hollen, rennen

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit wat synoniemen zijn en waarom ze nuttig zijn bij het schrijven van alinea's.
Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden die naar iets anders in de tekst verwijzen.

Voorbeeld: zoals hij, zij, het, deze, die, daarom, etc.

Slide 13 - Tekstslide

Leg uit wat verwijswoorden zijn en waarom ze nuttig zijn bij het schrijven van alinea's.
Begrippenlijst
Zinslengte, synoniemen, verwijswoorden.

Slide 14 - Tekstslide

Geef een overzicht van de belangrijkste vaktermen die in deze les worden behandeld. Leg kort uit wat elk woord betekent.
Het gebruik van verwijswoorden maakt een tekst duidelijker.
Eens, het maakt de tekst gestroomlijnd.
Oneens, het maakt de tekst verwarrend.
Hangt af van de context.
Maakt geen verschil.

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van synoniemen maakt een tekst interessanter om te lezen.
Eens, het voorkomt herhalingen.
Oneens, het maakt de tekst verwarrend.
Hangt af van de context.
Maakt geen verschil.

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Zinslengte heeft geen invloed op de leesbaarheid van een tekst.
Eens, het gaat om de inhoud.
Oneens, korte zinnen zijn beter.
Oneens, lange zinnen zijn beter.
Hangt af van de context.

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Activiteiten
  • Wat: schrijf een alinea van 5 zinnen. Korte en lange zinnen. 
  • Hoe: zelfstandig, in je schrift of op een blaadje
  • Tijd: 15 minuten
  • Hulp: lees Wat is een alinea op blz. 102 en Hoe schrijf je een goede alinea op blz. 104
  • Klaar: verzin een synoniem van een woord uit je alinea
  • Resultaat: klassikaal voorbeeld

timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Geef vier activiteiten die de studenten kunnen doen om hun begrip van de les te testen. Baseer de activiteiten op de taxonomie van Bloom, van eenvoudig naar complex.
Bespreking oefening
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepstaak
Schrijf een alinea van 5 zinnen over een onderwerp naar keuze met variatie in zinslengte en gebruik van synoniemen en verwijswoorden. Werk samen met een groepje van 3-4 studenten en beoordeel elkaars alinea's op gebruik van de geleerde technieken.

Slide 20 - Tekstslide

Geef een groepstaak waarmee studenten kunnen samenwerken om hun schrijfvaardigheden te verbeteren.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Straks het vijfde uur
Oefenen met passieve en actieve zinnen 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies