Di 13-09-22 K1 L1

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

BR2F

Dinstag, 13. September 2022

die Planung

• Lernziele (leerdoelen)
• Grammatica uitleg:
• Persoonlijk voornaamwoord +

Zwakke werkwoorden +

voltooid deelwoord

• Aufgaben (opdrachten)

Lernziele

Am Ende der Stunde kann ich:

• de persoonlijke voornaamwoorden toepassen in een oefening. 

• de vervoeging van het zwakke werkwoord toepassen in een oefening.
• De vervoeging van het voltooid deelwoord toepassen in een oefening.

Feitje/Weetje

In het Duits worden zelfstandige naamwoorden met een HOOFDLETTER geschreven.

Zelfstandig naamwoord: waar je een lidwoord voor kan zetten (de/het/een) 

Duitse lidwoorden: de/het --> der/die/das

                                         een --> ein     (en nog meer)

Bijvoorbeeld: de naam --> der Name                                het jaar --> das Jahr

                             het adres --> die Adresse                          de mensen --> die Leute

Grammatica

Persoonlijk voornaamwoord

Wat is een persoonlijk 

voornaamwoord?

Persoonlijk voornaamwoord

ik

jij

hij/zij/het

wij

jullie

zij/u

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

ev: enkelvoud

ik, jij, hij/zij/het

mv: meervoud

wij, jullie, zij/u

Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

der Mann reist viel. --> de man reist veel.

man reist viel --> men reist veel.

Zwakke werkwoorden

Wat is een zwak werkwoord?

Zwakke werkwoorden

• klinker in de stam blijft hetzelfde:

Bijvoorbeeld: wonen --> ik woon, jij woont, wij wonen

• Ezelsbruggetje: (fe) e st t en t en

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

ik

jij

hij/zij/het

wij

jullie

zij/u

wohne

wohnst

wohnt

wohnen

wohnt

wohnen

reise

reist

reist

reisen

reist

reisen

heiße

heißt

heißt

heißen

heißt

heißen

wohnen   reisen     heißen

1. stam? werkwoord -en

2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw

BV.: wohnen - wohn - du wohnst

ezelsbruggetje:

(fe)esttenten

Voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

Voltooid deelwoord

Van een zwak werkwoord:

ge + stam + t     --> wohnen --> ge + wohn+ t = gewohnt

Voor een sterk werkwoord:

ge + stam + en  --> geben --> ge + geb + en = gegeben

 Aufgaben machen

opdrachten maken

• Was (wat)? 

Kapitel 1 Lektion 1: Aufgabe 1, 2, 6, 7, 9, 11

• Wie (hoe)? Online of boek
• Hilfe (hulp)? Buren, docent

• Zeit (tijd)? 9:50
• Fertig (klaar)? iets voor jezelf

An die Arbeit!