Ma 26-09-22 K1 L3

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

BR2F
Montag, 26. September 2022

Slide 2 - Tekstslide

die Planung
  • Weektaak controle
  • Woensdag SO
  • Aufgabe 3 zusammen
  • Aufgaben (opdrachten)

Slide 3 - Tekstslide

Weektaak controle
ff
Kapitel 1 Lektion 2: Aufgabe 1, 7, 10, 11, 14

Ise, Juup, Sacha, Zélie, Thomas, Daan,  Jasper,  Saar, Lotte, Pip, Sofie, Vivienne, Lise, Olivia, Camiel, Frederique, Isabella, Max, Jip S , Isa, Féline, June, Jip V, Luuk
Niet af --> boek?

Slide 4 - Tekstslide

SO

Lernbox: Seite 48 - 49
  • Lektion 1 t/m 3 leren zoals het er staat
  • Redemittel (zinnen) (nl-du/du-nl) 
Grammatik
  • Seite 11 Grammatik A 
  • Seite 12 Grammatik B
  • werkwoordenlijst periode 1

Volgende week woensdag 28-09

Slide 5 - Tekstslide

1.3 Aufgabe 3
Seite 25 im Buch

Slide 6 - Tekstslide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 1 Lektion 3: Aufgabe 1 t/m 6 + 8

  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 13:20
  • Fertig (klaar)? leren voor so





An die Arbeit!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij/zij/het

wij
jullie
zij/u
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
ev: enkelvoud
ik, jij, hij/zij/het
mv: meervoud
wij, jullie, zij/u
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
der Mann reist viel. --> de man reist veel.

man reist viel --> men reist veel.

Slide 10 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/het

wij
jullie
zij/u
wohne
wohnst
wohnt

wohnen
wohnt
wohnen
reise
reist
reist

reisen
reist
reisen
heiße
heißt
heißt

heißen
heißt
heißen
wohnen   reisen     heißen
1. stam? werkwoord -en
2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw
BV.: wohnen - wohn - du wohnst
ezelsbruggetje:
(fe)esttenten

Slide 11 - Tekstslide