3kgt H8.1 Grote getallen

Welkom
Paragraaf 8.1 Grote getallen

Leg voor je open:
3kM: blz 108 
3kB: blz 96 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Paragraaf 8.1 Grote getallen

Leg voor je open:
3kM: blz 108 
3kB: blz 96 

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis
Wat weet je al?

Slide 2 - Tekstslide

Welke waarde heeft het getal 7 in 73.205?
A
70.000
B
7.000
C
700
D
70

Slide 3 - Quizvraag

Welk getal is zeven honderd eenentachtig duizend twintig
A
781.000.020
B
78.120
C
781.020
D
70.081.100.020

Slide 4 - Quizvraag

Lesdoelen
  • Je leert grote getallen op te schrijven in woorden
  • Je leert grote getallen op te schrijven in cijfers
  • Je leert de eenheden van informatie en deze om te rekenen

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg theorie

Slide 6 - Tekstslide

Grote getallen
1 duizend = 1.000                                 ( 3 nullen)
1 miljoen  = 1.000.000                        (  6 nullen)
1 miljard   = 1.000.000.000               (  9 nullen)
1 biljoen   = 1.000.000.000.000      (12 nullen)

In NL gebruiken we de komma voor decimalen en de punt voor de scheiding. In de VS en het VK doen ze het andersom.

Slide 7 - Tekstslide

Groot getal in woorden
Gebruik de woorden duizend, miljoen, miljard of biljoen en rond af op één decimaal.

1.303.641.215 mensen          = 1,3 miljard mensen
1.735.982 domino stenen   = 1,7 miljoen domino stenen
1.874.512.456.123 sterren   = 1,9 biljoen sterren


Slide 8 - Tekstslide

Groot getal in cijfers
Vervang de woorden duizend, miljoen, miljard of biljoen en schrijf het getal uit in cijfers.

3,6 biljoen virussen                  = 3.600.000.000.000 virussen
1,5 duizend klerenhangers   = 1.500 klerenhangers
2,2 miljard euro                          = 2.200.000.000 euro
8,4 miljoen haringen                = 8.400.000 haringen



Slide 9 - Tekstslide

Eenheden van informatie
Wordt gebruikt om digitale opslagcapaciteit aan te geven:

1 byte (byte)          = 1                                                byte
1 kB (kilobyte)       = 1.000                                       byte
1 MB (megabyte) = 1.000.000                             byte
1 GB (gigabyte)    = 1.000.000.000                     byte
1 TB (terabyte)     = 1.000.000.000.000            byte
1 PB (petabyte)    = 1.000.000.000.000.000  byte


Slide 10 - Tekstslide

Eenheden van informatie
Waarom x 1000?
Eigenlijk zit tussen de kB en byte nog een aantal stappen:
  • kB - hB - daB - byte
Vergelijk dit met:
  • km - hm - dam - m
De m van meter is nu byte ofwel B geworden. 
Hierbij doe je bij elke stap x10. Dat is dan ook zo bij kB naar hB,
hieruit volgt dan dat je van kB naar byte x10x10x10 ofwel x1000 doet.

Slide 11 - Tekstslide

Bytes omrekenen
a. 50000MB = ........................................ TB
b. 0,003PB = ........................................... KB
c. 1000KB = ............................................ GB

Slide 12 - Tekstslide

Je kan het!
Enkele oefeningen...

Slide 13 - Tekstslide

Hoe schrijf je één miljard in cijfers?

A
1.000.000
B
1.000.000.000.000
C
1.000.000.000
D
1.000.000

Slide 14 - Quizvraag

Nederland heeft ongeveer 17 miljoen inwoners. Dat is ....

A
17.000
B
17.000.000
C
170.000.000
D
17.000.000.000

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf 3,3 miljoen in alleen cijfers

(gebruik punten voor duizendtallen)

Slide 16 - Open vraag

Schrijf 1,25 miljard in alleen cijfers

Slide 17 - Open vraag

Schrijf 1 890 145 met het woord miljoen en rond af op één decimaal

Slide 18 - Open vraag

Schrijf 231 790 105 met het woord miljard en rond af op één decimaal

Slide 19 - Open vraag

Wat is meer 1 GB of 100 MB
A
evenveel
B
1 GB
C
100 MB

Slide 20 - Quizvraag

Bewering: 1 MB is evenveel als 1000 kB
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

1 TB = 1 terabyte
Hoeveel byte is dit?
A
1.000 byte
B
1.000.000.000.000 byte
C
10 byte
D
1.000.000 byte

Slide 22 - Quizvraag

Bewering:
1 kilobyte is duizend byte
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

2,5 GB = ............ kB
A
250 kB
B
25.000 kB
C
2.500.000 kB
D
0,0000025 kB

Slide 24 - Quizvraag

Je wilt een telefoon kopen en geld speelt geen rol. De vormgeving en alle specificaties zijn naar je wens er is alleen een verschil in de opslagruimte. Welke telefoon zou je dan kiezen? A, B, C of D?

A
0,5 TB
B
1000 MB
C
600 GB
D
Sorry hoor, het begint mij nu te duizelen

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk


Maak in deze les:

3kM: Opgave 1 t/m opgave 24   
Bladzijde 108.   

3kB: Opgave 1 t/m opgave 24 
Bladzijde 96. 

  Succes!

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 27 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk aan deze les?

Slide 28 - Open vraag

Tot ziens iedereen

Slide 29 - Tekstslide