Na Klar Kap 3 les 4

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Les 4

Lernziel:

Je kan de voorzetsels en de persoonlijke voornaamwoorden met de vierde naamval gebruiken

Inhalt:

herhaling

Grammatica uitleg 4de naamval

zelfstandig werken

evaluatie

Vertaal: einladen

Vertaal: unbedingt

Welke vorm is juist?
geschehen- es....

1. geschiehst
2. geschieht
3. geschehst
4. gescheht

Welke vorm is juist?
anfangen- ihr.....

1. anfangt
2. fangt an
3. fängt an
4. anfängt

Welke vorm is juist?
stehen- ihr...

1. stieht
2. stiehst
3. stehst
4. steht

Noem een voorzetsel
in het Nederlands.

Wanneer gebruik je de 4de naamval?

1. Als het zinsdeel het lijdend voorwerp is. 

        Hoe vind je het lijdend voorwerp in de zin?

2. Als er voorzetsels voor het zinsdeel staan, waardoor het woord erachter de 4de naamval krijgt. ('het voorzetsel regeert de vierde naamval')

Voorzetsels 4de naamval 

door	voor	tegen	zonder	om
durch	für	gegen	ohne	um

Dit rijtje leer je uit je hoofd! Je kan de woorden van Nederland naar het Duits vertalen.

Persoonlijke vnw 4de nv

	ik	jij	hij	zij	het
1ste	ich	du	er	sie	es
4de	mich	dich	ihn	sie	es
	mij	jou	hem	haar	het

Persoonlijke vnw 4de nv

	wij	jullie	zij	u
1ste	wir	ihr	sie	Sie
4de	uns	euch	sie	Sie
	ons	jullie	hen	u

Voorbeelden

Ich kann ohne sie nicht leben.

Gegen euch spielen wir gern.

Vul in:

(zonder mij) gehen sie nicht.

(voor jou) mache ich alles!

Er kann (jullie) vertrauen.

Vertaal het deel tussen haakjes:
(Door ons) hat sie schlechte Noten

Vertaal het deel tussen haakjes:
Wir spielen (tegen hen).

Vertaal het deel tussen haakjes:
Ich kaufe ein Buch (voor hem).

Zelfstandig werken 

Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online opdrachten 20 + 21

Opdr 20 herhaling van de stof

Opdr 21 de juiste vertaling van voorzetsel en persoonlijk voornaamwoord invullen

klaar? 23

https:

Duitse naamvallen zijn...

1. simpel
2. lastig
3. redelijk makkelijk
4. eenvoudig

Vul in:
Du kannst (hem) wirklich glauben.

1. er
2. ihm
3. ihn
4. es

Welk voorzetsel hoort niet in het rijtje thuis van voorzetsels met de vierde naamval?

1. durch
2. um
3. für
4. mit

Hausaufgaben

Leren TB S66+67 TB S 140 geven -treffen/ontmoeten

Maken (indien niet af tijdens les) 20+21